ECLI:NL:RBROT:2025:9442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/685240 / HA ZA 24-758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning tussen ex-samenwoners met bewindvoering

In deze zaak gaat het om de verdeling van een woning tussen een man en een vrouw die samen hebben gewoond zonder samenlevingscontract. Hun relatie eindigde eind 2017 en zij zijn gezamenlijk eigenaar van de woning, waar de vrouw met hun drie kinderen is blijven wonen. De beschermingsbewindvoerder, die is aangesteld voor de man, vordert dat de woning wordt verkocht, terwijl de vrouw de man wil uitkopen maar twijfelt of zij dit financieel kan. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw tot 5 november 2025 de tijd krijgt om te onderzoeken of zij de uitkoop kan financieren en moet de rechtbank hierover informeren. De beschermingsbewindvoerder mag daarop reageren. De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de woning niet eerder aan de vrouw heeft geschonken, zoals zij beweert, en dat de woning gezamenlijk eigendom blijft. De rechtbank heeft de vrouw de gelegenheid gegeven om haar financiële situatie te onderzoeken en heeft een stappenplan opgesteld voor de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685240 / HA ZA 24-758
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
BETERBUDGETBEHEER B.V.
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van alle goederen die (zullen) toebehoren aan
[naam],wonend in Rotterdam,
gevestigd in Nieuw Vennep,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonend in Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Delgado te Hoogvliet Rotterdam.
Partijen worden hierna de beschermingsbewindvoerder en de vrouw genoemd. [naam] wordt hierna de man genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
De man en de vrouw hebben met elkaar samengewoond, zonder samenlevingscontract. Hun relatie is geëindigd eind 2017. Zij zijn samen eigenaar van een woning, waar de vrouw is blijven wonen. De beschermingsbewindvoerder wil dat de woning wordt verdeeld. De vrouw wil de man uitkopen maar weet nog niet of zij daartoe financieel in staat is. Zij vindt dat de man haar nog de helft van de door haar betaalde eigenaars- en andere lasten moet betalen. De rechtbank beslist dat de vrouw tot 5 november 2025 de tijd krijgt om te onderzoeken of zij de uitkoop kan financieren en beslist dat zij de rechtbank op die datum daarover moet informeren. De beschermingsbewindvoerder mag daarop reageren.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de man van 22 augustus 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 25 februari 2025;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties;
  • de aanvullende productie (verklaring) van de vrouw;
  • de e-mail van de rechtbank van 26 mei 2025;
  • de e-mail van mr. Ray van 27 mei 2025;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 3 juni 2025;
  • de akte naar aanleiding van de mondelinge behandeling van de beschermingsbewindvoerder van 18 juni 2025.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank besproken dat – omdat de goederen van de man onder bewind zijn gesteld – de beschermingsbewindvoerder de man in en buiten rechte vertegenwoordigt en dus als formele procespartij dient op te treden. Dit is bepaald in artikel 1: 441 BW. Dit was niet het geval, nu de dagvaarding namens de man was uitgebracht.
De beschermingsbewindvoerder heeft tijdens de zitting telefonisch bevestigd dat zij toestemming had gegeven om de procedure te voeren en dat zij mr. Ray had gemachtigd om namens haar tijdens de zitting het woord te voeren. De rechtbank heeft deze toestemmingsverklaring als onvoldoende aangemerkt om de beschermingsbewindvoerder als formele procespartij te beschouwen. Uitgaande van die toestemming van de beschermingsbewindvoerder en gelet op het belang van een vlot verlopend rechtsverkeer, heeft de rechtbank ter zitting beslist dat de beschermingsbewindvoerder in de gelegenheid zou worden gesteld om via een akte in het geding te verschijnen en het geding als formele procespartij over te nemen. De vrouw heeft ter zitting met die handelwijze ingestemd. Daarop is laatstgenoemde akte door de beschermingsbewindvoerder genomen. De beschermingsbewindvoerder heeft op die wijze de procedure van de man overgenomen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De man en de vrouw hebben vanaf ongeveer 2004 tot eind 2017 een affectieve relatie gehad. Zij hebben samen drie kinderen, van wie er nog twee minderjarig zijn. Zij hebben tijdens hun relatie informeel samengeleefd. Zij hebben geen samenlevingsovereenkomst.
3.2.
De man en de vrouw hebben in 2012 samen een woning gekocht (hierna: de woning). Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De koopsom van de woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn.
3.3.
Na het vertrek van de man uit de woning, is de vrouw in de woning blijven wonen, met de drie kinderen.
3.4.
Bij beschikking van de kantonrechter van 1 februari 2021 zijn de goederen van de man onder bewind gesteld van de beschermingsbewindvoerder. Dit bewind is ingeschreven in het register.
4. Het geschil
in conventie
4.1.
De beschermingsbewindvoerder vordert om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“I. gedaagde [de vrouw, toevoeging Rb.] te veroordelen haar volledige en onverwijlde medewerking te verlenen tot verkoop van de woning (…), waaronder begrepen:
- het ondertekenen van de verkoopopdracht aan een makelaar dan wel het ondertekenen van de verkoopopdracht aan een andere makelaar aan te wijzen door eiser [de man, toevoeging Rb.] en het retourneren van deze verkoopopdracht aan de betreffende makelaar;
- het telkens op het eerste verzoek van de makelaar verstrekken van de stukken die de makelaar verlangt;
- het zich telkens conformeren aan alle adviezen van de makelaar, waaronder – maar niet uitsluitend – adviezen met betrekking tot:
het vaststellen en wijzigen van de vraag- en laatprijs van de woning;
stylingadviezen voor de woning en de tuin;
het vaststellen van de advertentietekst en de foto's van de woning;
het openstellen van de woning voor open dagen;
het accepteren van een bod;
  • het steeds opgeruimd hebben en houden van de woning en de tuin wanneer bezichtigingen plaatsvinden of foto's worden gemaakt;
  • net zo vaak als nodig toegang verschaffen tot potentiële kopers, de verkoopmakelaar, de aankoopmakelaar en indien nodig derden, waaronder – maar niet uitsluitend – voor het maken van foto’s voor de verkoopadvertentie, het uitvoeren van een bouwtechnische keuring of het laten vaststellen van het energielabel van de woning;
  • het niet aanwezig zijn bij bezichtigingen en het op geen enkele wijze contact zoeken met potentiële kopers van de woning, anders dan op advies van de makelaar;
II. gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- per dag(deel) ten gunste van eiser dat gedaagde niet aan de veroordeling onder I voldoet;
III. gedaagde te veroordelen om, indien een potentiële koper naar het oordeel van de makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de genoemde woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend (schriftelijk) verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of eiser het (voorlopige) koopcontract te ondertekenen;
IV. gedaagde te veroordelen om, in geval van verkoop van de woning, binnen één week na een daartoe strekkend (schriftelijk) verzoek van eiser, haar volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de onroerende zaak – en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is – te verschijnen voor de instrumenterende notaris, zulks op een door de notaris te bepalen datum en plaats, en haar medewerking te verlenen aan het doen verlijden van een (notariële) akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
V. te bepalen dat wanneer gedaagde in gebreke blijft aan de sub III en IV uitgesproken veroordelingen te voldoen, het te dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van haar medewerking aan, toestemming voor of ondertekening van het koopcontract en/of de notariële leveringsakte;
VI. te bepalen dat gedaagde de woning in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels aan de instrumenterende notaris ontruimd dient te hebben met alle daarin aanwezige personen en zaken;
VII. gedaagde te veroordelen in de kosten van de door eiser te nemen nadere maatregelen tot ontruiming, wanneer gedaagde in gebreke blijft aan de sub VI uitgesproken veroordeling te voldoen.”
4.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met compensatie van de proceskosten.
in reconventie
4.3.
De vrouw vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“Primair voor recht te verklaren dat de man de woning heeft geschonken aan de vrouw alsook de kinderen en subsidiair te bepalen dat de bewindvoerder de onverplicht uit natuurlijke verbintenis overeengekomen afkoop met € 25.000,= zal (moeten) bekrachtigen en meer subsidiair de man zal veroordelen de helft van de door de vrouw sinds de samenwoning door haar betaalde woon- en eigenaarslasten tot en met 31 december 2017 respectievelijk datum overdracht te betalen, waarbij deze verrekend zal worden met de overwaarde per die datum. Voorts te gelasten dat de bewindvoerder als rechtsgeldig vertegenwoordiger van de man voor zover van toepassing haar een jaar de tijd zal geven om de financiering daarvan te organiseren en in alle voornoemde gevallen zal medewerken aan de notariële overdracht”, met compensatie van de proceskosten.
4.4.
De vrouw heeft haar subsidiaire vordering ter zitting ingetrokken.
4.5.
De beschermingsbewindvoerder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie
worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
5.2.
Deze procedure gaat om de vraag wat er met de woning moet gebeuren. De beschermingsbewindvoerder stelt – in conventie – dat de woning gezamenlijk eigendom is en moet worden verkocht en dat de gerealiseerde overwaarde tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld. Zij stelt dat het belang van de man bij verkoop erin is gelegen dat hij wil worden toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject en dat een van de toelatingseisen is dat hij de woning verkoopt. De vrouw voert hiertegen verweer.
Geen eerdere schenking
5.3.
De vrouw stelt dat de man bij zijn vertrek uit de woning eind 2017 de woning aan haar heeft geschonken en dat zij dit aanbod heeft aanvaard. Zij stelt dat hij tegen haar heeft gezegd dat zij “
de woning met de inboedel mocht houden en daar samen met de kinderen mocht wonen, waarbij zij en de kinderen alles inclusief de overwaarde mochten hebben”. Haar dochter heeft in een overgelegde e-mail bevestigd dat de man dit tegen de vrouw heeft gezegd. De vrouw stelt dat de man deze schenkingsovereenkomst moet nakomen en dat de beschermingsbewindvoerder medewerking moet verlenen aan de (goederenrechtelijke) eigendomsoverdracht van de woning door de man. Zij stelt in conventie dat de vorderingen van de beschermingsbewindvoerder vanwege de eerdere schenking moeten worden afgewezen en dat een beroep door de beschermingsbewindvoerder op een vernietigingsgrond van die schenking is verjaard. In reconventie vordert zij – primair – een verklaring voor recht dat sprake is van een schenking.
5.4.
De rechtbank verwerpt het betoog van de vrouw in conventie en wijst haar vordering in reconventie af. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.5.
Vaststaat dat de woning gezamenlijk eigendom is. Een eerdere overdracht door de man aan de vrouw heeft niet plaatsgevonden. De vraag die moet worden beantwoord is of tussen partijen – in verbintenisrechtelijke zin – een schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen, uit hoofde waarvan de vrouw aanspraak kan maken op de woning. In dit geval of sprake is van een aanbod van de man om de woning aan de vrouw te schenken en aanvaarding daarvan door de vrouw (artikel 6:217 lid 1 BW). Een rechtshandeling – lees hier: aanbod – komt, zo volgt uit de artikelen 3:33 en 3:35 BW, tot stand of wel door een op dat aanbod gerichte, naar buiten toe bekend gemaakte wil van de man ofwel, indien wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen, door het gerechtvaardigd vertrouwen van de vrouw op de verklaring van de man. Op de vrouw – die zich beroept op het rechtsgevolg van (de totstandkoming van) die schenkingsovereenkomst – rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en, in geval van betwisting, de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit het aanbod van de man kan worden afgeleid.
5.6.
Zelfs als de man tegen de vrouw zou hebben gezegd dat zij de woning mocht hebben, wat wordt betwist, heeft de vrouw geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de man daadwerkelijk de woning aan haar wilde schenken. De woorden van de man, of woorden van soortgelijke strekking, in combinatie met de omstandigheid dat de man daarna de woning heeft verlaten en vervolgens niets meer van zich heeft laten horen, vormen onvoldoende aanwijzingen voor een gerechtvaardigd vertrouwen van de vrouw. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de man, wiens uitlating het verstrekkende gevolg zou hebben dat hij daarmee om niet afstand deed van een aanzienlijk deel van zijn vermogen, geen enkele opvolging dan wel uitvoering aan zijn uitlating heeft gegeven. Dit had wel in de rede gelegen als de man echt had gewild wat hij heeft gezegd.
5.7.
Het verweer van de vrouw dat een beroep door de beschermingsbewindvoerder op een vernietigingsgrond is verjaard, behoeft geen bespreking, omdat de beschermingsbewindvoerder dat niet heeft aangevoerd.
Verdeling van de woning
5.8.
Tussen partijen bestaat een eenvoudige gemeenschap. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren.
5.9.
De vrouw vordert, na verduidelijking van haar vordering ter zitting, in reconventie – meer subsidiair – dat zij de woning toegedeeld krijgt en dat zij de man in dat kader wegens overbedeling de helft van de overwaarde betaalt. Zij wil, gelet ook op het belang van de kinderen, in de woning blijven wonen en wil tijd krijgen om te onderzoeken of zij de toedeling kan financieren. Zij vordert dat de man wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de door haar betaalde woon- en eigenaarslasten sinds de samenwoning, waarbij deze verrekend moeten worden met de door haar te betalen helft van de overwaarde.
5.10.
Partijen zijn het op zitting erover eens geworden dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld als zij dat kan financieren. Beide partijen gaan ervan uit dat de woning een overwaarde heeft. In het kader van een toedeling aan de vrouw gaat de rechtbank ervan uit dat partijen hiermee bedoelen dat die toedeling plaats zal vinden onder de verplichting van de vrouw om de gezamenlijke hypotheekschuld voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, een en ander onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, onder verrekening van de helft van de overwaarde van de woning met de man.
5.11.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de volgende vragen:
van welke peildatum voor de waardering van de woning in het kader van een toedeling aan de vrouw moet worden uitgegaan;
welke bedragen de vrouw mag verrekenen met het bedrag dat zij in het kader van de toedeling aan de man is verschuldigd;
welke termijn aan de vrouw moet worden gegund om te onderzoeken of zij de toedeling aan haar kan financieren.
Ad. a. Peildatum waardering woning
5.12.
De vrouw stelt dat bij verdeling van de woning als peildatum voor de waardering moet worden uitgegaan van de waarde van de woning begin 2018, omdat de man toen de woning heeft verlaten en daarna niet meer is teruggekeerd en niets meer van zich heeft laten horen. De beschermingsbewindvoerder stelt dat als peildatum voor de waardering moet gelden de datum van de daadwerkelijke verdeling van de woning.
5.13.
Vaststaat dat de verdeling nog moet plaatsvinden.
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat de waardering van een op het tijdstip van de verdeling tot de (hier: eenvoudige) gemeenschap behorend goed – te weten: de woning – moet geschieden naar haar waarde ten tijde van de verdeling. Partijen kunnen van dit uitgangspunt afwijken terwijl ook uit de redelijkheid en billijkheid anders kan voortvloeien.
5.15.
De enkele omstandigheid dat de man begin 2018 de woning heeft verlaten en daarna niets meer van zich heeft laten horen, is onvoldoende om een uitzondering op de hoofdregel te rechtvaardigen.
5.16.
Gezien het voorgaande zal in het kader van de toedeling aan de vrouw en de overbedelingsvordering die hieruit volgt, moeten worden uitgegaan van de waarde van de woning ten tijde van de verdeling. Dat betekent dat de woning, bij gebreke van een recente taxatie, moet worden getaxeerd door een taxateur/makelaar. Hoe dit zal moeten gebeuren, wordt hieronder in 5.23 besproken.
Ad b. Te verrekenen bedragen
5.17.
De vrouw stelt – na verduidelijking op zitting – dat zij sinds 2015 diverse eigenaarslasten heeft betaald en dat zij die is blijven betalen nadat de man begin 2018 is vertrokken uit de woning. Zij stelt ook te hebben afgelost op de gezamenlijke hypotheekschuld en alle kosten verband houdend met de kinderen te hebben betaald. De vrouw heeft nog geen bedragen genoemd en ook geen stukken aangeleverd die hierop zien.
5.18.
De man heeft ter zitting verklaard dat hij tot 2018 heeft meebetaald aan de genoemde lasten. Mr. Ray heeft ter zitting aangevoerd dat de aard en omvang van de gestelde lasten nog zo onduidelijk is dat hij daartegen namens zijn cliënt geen verweer kan voeren. Hij doet een beroep op verjaring van de vordering voor zover die ziet op vergoeding van bedragen die langer dan vijf jaar geleden zijn betaald.
5.19.
De rechtbank begrijpt de stelling van de vrouw aldus dat zij (i) aanspraak maakt op vergoeding van bedragen die zij tijdens de samenleving heeft betaald en die ten goede zijn gekomen aan de man en (ii) een vordering heeft op de man ter hoogte van de helft van de eigenaarslasten en kosten voor opvoeding en levensonderhoud van de kinderen die zij heeft betaald na verbreking van hun relatie.
5.20.
De vrouw krijgt de gelegenheid om middels een akte uiteen te zetten welke van de door haar betaalde bedragen over de afgelopen periode in haar optiek in aanmerking komen voor verrekening met de – in het kader van de toedeling van de woning aan haar – aan de man te betalen helft van de overwaarde. Te denken valt hierbij aan de helft van de door haar betaalde eigenaarslasten. De rechtbank denkt bij eigenaarslasten bijvoorbeeld aan hypotheekaflossingen, het eigenaarsdeel van gemeentelijke heffingen (zoals WOZ, rioolheffing, watersysteemheffing), kosten van groot onderhoud, premies voor opstalverzekeringen en eventuele premies voor aan een hypotheek verbonden spaarverzekering, kapitaalverzekering of beleggingsverzekering.
Wat de door de vrouw genoemde kosten van levensonderhoud en opvoeding van de kinderen betreft: dat betreft een familierechtelijke (alimentatie)kwestie en daar gaat de rechtbank in deze procedure niet over.
De rechtbank overweegt in dit kader alvast dat door de exclusieve bewoner van de woning betaalde hypotheekrente veelal pleegt te worden weggestreept tegen een door de andere partij te vorderen gebruiksvergoeding van de woning.
5.21.
Gezien het beroep van mr. Ray ter zitting op verjaring wordt de vrouw in deze akte tevens in de gelegenheid gesteld om op dat verjaringsverweer te reageren.
Ad c. Stappenplan vervolgtraject / termijnen
5.22.
De vrouw stelt dat zij een jaar de tijd nodig heeft om de financiering van de toedeling te onderzoeken. Zij realiseert zich dat zij er zelf financieel belang bij heeft om een en ander zo snel als mogelijk te onderzoeken, omdat het waarschijnlijk is dat de waarde van de woning alleen maar verder zal stijgen. De beschermingsbewindvoerder stelt dat dit te lang is en meent dat een termijn van vier tot zes maanden voldoende is.
5.23.
De rechtbank beslist als volgt. Binnen twee weken na dit vonnis selecteert de beschermingsbewindvoerder drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de vrouw. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie de makelaar die de woning moet gaan taxeren. De rechtbank gaat ervan uit dat de taxatie daarna binnen vier weken zal plaatsvinden, tegen de actuele waarde in het economisch verkeer en in aanwezigheid van partijen. De kosten van de taxateur/makelaar worden door partijen ieder voor de helft gedragen.
5.24.
Vervolgens dient de vrouw de rechtbank op de rol van 5 november 2025 – of op een eerdere rolzitting als mogelijk – middels een akte in te lichten, of zij de woning toegedeeld wil krijgen voor de getaxeerde waarde, met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De vrouw kan tot die tijd onderzoeken of zij de toedeling gefinancierd kan krijgen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de woning uitsluitend op naam van de vrouw kan worden gesteld als de helft van de overwaarde (te verrekenen met een eventuele vordering van de vrouw op de man) wordt voldaan aan de man uiterlijk ten tijde van de notariële levering van de woning aan de vrouw. De kosten van het transport komen voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft. De eventuele kosten van de financiering van de woning bij verdeling worden zoals te doen gebruikelijk is gedragen door de partij aan wie de woning wordt toegedeeld en geleverd, in dit geval dus de vrouw.
In geval de vrouw zich bereid en in staat verklaart de woning over te nemen, dient zij daarbij tevens aan te geven wat het verdere verloop van het traject is, zoals wie in haar optiek de met het transport van de woning te belasten notaris dient te worden en wat de beoogde transportdatum is.
5.25.
De vrouw dient zich in die akte die is genoemd in 5.24 tevens uit te laten over hetgeen hiervoor in 5.20 en 5.21 is overwogen.
5.26.
De beschermingsbewindvoerder krijgt vier weken de gelegenheid om op die akte te reageren. Als de akte eerder dan op de in 5.24 genoemde roldatum wordt genomen, zal de beschermingsbewindvoerder haar antwoordakte dus ook eerder moeten nemen.
5.27.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij zich in hun aktes moeten beperken tot die punten waarvan hiervoor is overwogen dat zij in de gelegenheid worden gesteld daarover een akte te nemen. De rechtbank wijst partijen tevens erop dat niets eraan in de weg staat dat zij met het oog op de te nemen aktes in onderling overleg treden en bezien of zij over dit geschil of bepaalde punten en/of posten alsnog overeenstemming kunnen bereiken.
5.28.
Met het voorgaande stappenplan en de daarin genoemde termijnen houdt de rechtbank rekening met de belangen van de vrouw en de man: enerzijds het belang van de vrouw om te onderzoeken of zij, gelet op het belang van de kinderen, de toedeling kan financieren, en anderzijds het belang van de man om op enig moment verder te kunnen gaan met schuldhulpverlening. De rechtbank weegt in dit verband ook mee dat de vrouw al sinds de datum van dagvaarding weet dat zij met verdeling van de woning rekening moet houden en in de achterliggende periode al had kunnen onderzoeken of zij de toedeling van de woning kon financieren.
5.29.
In geval de vrouw zich niet bereid en in staat verklaart de woning over te nemen, zal de woning moeten worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de opbrengst, onder aftrek van de hypothecaire schuld en de kosten van de makelaar, aan partijen ieder voor de helft toekomt, met dien verstande dat de man uit zijn helft een bedrag aan de vrouw moet betalen dat gelijk is aan de eventueel aan de vrouw toegewezen vordering.
Het ligt in de rede om in geval van verkoop aan een derde als taxateur/makelaar diegene in te schakelen die de taxatie als genoemd in 5.23 heeft verricht.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van
5 november 2025voor het nemen van een nadere akte door de vrouw zoals is overwogen in 5.24 en 5.25;
6.2.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van
3 december 2025, althans naar de schriftelijke rolzitting die is gelegen vier weken na de datum dat de in 6.1 genoemde akte is genomen, voor het nemen van een antwoordakte door de beschermingsbewindvoerder;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
2334/2294