ECLI:NL:RBROT:2025:9446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
10.212479.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en ontuchtige handelingen met een jonge vrouw in een staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en ontuchtige handelingen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 juni 2024, waarbij de aangeefster, een jonge vrouw, onder invloed van alcohol was en niet in staat was om haar wil kenbaar te maken of weerstand te bieden. De verdachte en een medeverdachte hebben de aangeefster van het Stadhuisplein in Rotterdam naar een auto en vervolgens naar de woning van de medeverdachte gebracht, ondanks haar herhaalde verzoeken om terug te gaan naar haar vrienden. Tijdens de autorit heeft de verdachte geprobeerd de aangeefster seksueel te benaderen, wat resulteerde in een poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verklaringen van de verdachten ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.212479.24
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat onvoldoende is komen vast te staan dat de aangeefster haar wil niet kon bepalen en dat de feitelijke gedragingen zijn uitgevoerd door de medeverdachte. Er is geen sprake van medeplegen en dubbel opzet. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de aangeefster wisselend heeft verklaard en dat zij het over de medeverdachte heeft gehad als dader. Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor geweld of dwang.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om vrijspraak voor feit 2, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat het opzet van de verdachte was gericht op het seksueel binnendringen bij de aangeefster; zij heeft zijn geslachtsdeel niet gezien en er is onvoldoende steunbewijs.
4.1.3.
Beoordeling
Inleiding
Op 30 juni 2024 was de aangeefster een avond uit met vrienden op het Stadhuisplein in Rotterdam. De verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] waren daar ook een avond uit met een vriend van [verdachte] , genaamd [medeverdachte 2] . Toen de aangeefster op enig moment uit een bar (“ [naam horecagelegenheid] ”) kwam, voelde zij zich niet goed, omdat ze te veel had gedronken. Zij is op een stenen bankje op het Stadhuisplein gaan zitten met haar vrienden. De verdachten kwamen op dat moment naar haar toe gelopen, met [medeverdachte 2] . De verdachten knoopten een gesprek aan met de aangeefster en [medeverdachte 2] deed dit met de vrienden van de aangeefster. Intussen zakte de aangeefster steeds weg en hing zij tegen de verdachten aan. De verdachten gaven haar op dat moment ook kusjes en er werd over haar gezicht gestreeld. De aangeefster heeft verklaard dat, toen [medeverdachte 1] haar kin vastpakte om haar een kus te geven, [verdachte] zei “niet nu, nu nog niet”. [medeverdachte 1] ging vervolgens tussen de benen van de aangeefster in zitten en nam haar op zijn rug. Toen haar vrienden bij de aangeefster wilden polsen hoe het met haar ging, bleef [medeverdachte 2] hen afleiden en weghouden bij de verdachten en de aangeefster, zodat zij niet achter de verdachten konden aanlopen. Vanaf daar heeft [medeverdachte 1] de aangeefster door de stad heen gedragen waarbij de politieagenten beschrijven dat op camerabeelden is te zien dat zij er als een lappenpop bij hangt. [verdachte] liep de gehele tijd met [medeverdachte 1] mee en liep op enig moment ook voorop. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] haar in de auto gelegd, waarbij [verdachte] de deur heeft opengedaan.
De aangeefster heeft verder het volgende verklaard. In de auto heeft de aangeefster meerdere keren gezegd dat zij terug wilde, de verdachten zeiden dat ze na twee minuten terug zouden gaan, terwijl ze steeds verder Rotterdam uit reden. In de auto heeft de aangeefster berichten naar haar vrienden gestuurd met onder andere “help” en “gaan me verkrachten” en haar locatie gedeeld. In de auto is [verdachte] naast de aangeefster gaan zitten en hij begon haar te zoenen. Zij lag met haar hoofd op zijn schoot. Ook hoorde de aangeefster dat zijn gulp open ging. Zij draaide toen haar hoofd weg. Zij hoorde hem het woord ‘blowjob’ zeggen. Hij probeerde steeds haar de hoofd richting zijn geslachtsdeel te brengen maar zij haalde haar gezicht steeds weg. Zij bleef hem wegduwen en draaide steeds van hem weg met haar lichaam. [verdachte] pakte ook haar borst vast over haar kleding en kneep daar hard in. Hij probeerde onder haar kleding te komen, maar dit lukte niet vanwege haar strakke korset. Hij zoende haar in haar hals en nek en probeerde haar te tongzoenen en zei dat zij haar tong ook moest uitsteken. Zij probeerde zich nog steeds weg te draaien van hem. Vervolgens pakte [verdachte] haar vast bij haar vagina, over haar broek. Hij duwde er hard tegenaan en het leek alsof hij zijn vingers erin wilde duwen. Daarna stopte hij haar hand in haar broek en pakte haar vagina over haar onderbroek heen vast en duwde weer hard tegen haar vagina. Hij kon zijn vingers er niet in duwen omdat zij een onderbroek met inlegkruisje droeg. Toen stopte hij zijn hand in haar onderbroek en raakte haar vagina aan.
Hierna kwamen de aangeefster en de verdachten aan bij het huis van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft de aangeefster uit de auto getild en weer op zijn rug genomen en naar binnen gebracht. De aangeefster werd vervolgens op een bed gelegd. [medeverdachte 1] heeft op enig moment haar telefoon uit haar handen gepakt. Er zijn toen berichten gestuurd naar haar vrienden met “alleen gaat het goed” en “ik kom zo terug”. De aangeefster heeft hierover verklaard dat zij deze berichten niet heeft verstuurd.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een filmpje aangetroffen. Op dit filmpje, dat is gemaakt door [medeverdachte 1] , is te zien dat er een vrouw bewegingloos op een bed ligt en [verdachte] met zijn hoofd ter hoogte van haar borst ligt en met zijn mond – ogenschijnlijk – zoenen geeft ter hoogte van haar decolleté.
Juridische context
De rechtbank overweegt allereerst dat zij de verklaring van de aangeefster betrouwbaar acht. De verklaringen van de twee verdachten acht de rechtbank daarentegen geheel ongeloofwaardig. De aangeefster verklaart gedetailleerd en consistent en hetgeen zij verklaart, wordt ondersteund door andere onderdelen van het dossier. Zo verklaart zij dat zij vanaf het stadhuisplein op de rug van één van de mannen is meegenomen en zij af en toe wegviel. Hiervan is ondersteuning te vinden in de camerabeelden, waarvan de politie heeft omschreven dat zij er als een lappenpop bij lag. Verder heeft zij verklaard dat zij niet met de mannen in de auto wilde zijn, maar naar haar vrienden wilde. Dit wordt ondersteund door de Whatsapp-berichten die zij heeft gestuurd waarin ze om hulp vraagt en zegt dat de mannen haar gaan verkrachten. Dat zij niet in de woning wilde zijn, strookt met het gegeven dat zij haar locatie deelde met haar vrienden en wederom via Whatsapp-berichten om hulp vroeg en schreef dat zij enkele nagels kwijt was wegens het vechten tegen een verkrachting. Haar verklaring dat de verdachte met zijn handen in haar onderbroek en aan haar vagina is geweest, wordt ondersteund door de uitslagen van het DNA-onderzoek. De verklaring van de verdachten, waaronder dat de aangeefster zelf met hen mee wilde gaan en dit ook dusdanig heeft uitgedragen, strookt in het geheel niet met de objectieve onderdelen uit het dossier. De rechtbank zal daarom uitgaan van de verklaring van de aangeefster bij de beoordeling van het tenlastegelegde.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving feit 1
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke vrijheidsberoving sprake is indien de verdachte iemand doet verblijven op een plaats waar vandaan of van waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik zelfstandig kan verwijderen, zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is. De absolute onmogelijkheid van fysieke verplaatsing is geen vereiste. Ook het creëren van een zodanige situatie dat ten aanzien van het slachtoffer de dwang is ontstaan om te blijven, heeft te gelden als wederrechtelijke vrijheidsberoving. Als niet is gebleken van fysieke dwang of van een opsluiting, betekent dat niet dat er geen sprake kan zijn van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank stelt met inachtneming van het voorgaande vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. [medeverdachte 1] heeft haar op het Stadhuisplein op zijn rug meegenomen, terwijl zij duidelijk kenbaar onder invloed was van alcohol. De aangeefster heeft op dat moment gezegd dat zij terug naar haar vrienden wilde, maar [medeverdachte 1] heeft haar op zijn rug gehouden en in plaats daarvan naar zijn auto gebracht. [verdachte] is hier continu bij aanwezig geweest, liep op enig moment ook voor [medeverdachte 1] en de aangeefster uit en heeft de deur van de auto opengehouden, zodat [medeverdachte 1] de aangeefster daar in kon leggen. In de auto zat [verdachte] achterin de auto met de aangeefster, waarbij hij haar met haar hoofd op zijn schoot heeft geplaatst. Zij heeft toen meermalen gezegd dat zij terug naar haar vrienden wilde. [medeverdachte 1] , de bestuurder van de auto, reed haar echter naar zijn woning toe. Toen ze aankwamen bij deze woning heeft [medeverdachte 1] haar uit de auto getild en op een bed gelegd. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] haar telefoon afgepakt, berichten gestuurd naar haar vriendin waardoor het leek alsof de aangeefster schreef dat het goed met haar ging en is toen – ogenschijnlijk omdat hij de berichten in haar telefoon zag – zijn eigen woning uitgerend. Ergens voor zijn vertrek heeft hij een filmpje gemaakt door de kier van de deur, waarop [verdachte] in bed is te zien met de aangeefster.
Met de handelingen zoals hiervoor omschreven, hebben de verdachten de vrijheid van beweging van de aangeefster afgenomen. Zij is immers fysiek meegenomen en kon door haar beschonken staat hier geen weerstand aan bieden. De pogingen die zij wel heeft ondernomen om haar vrijheid te herkrijgen, namelijk het zeggen dat zij terug wilde naar haar vrienden, hebben de verdachten telkens in de wind geslagen.
Poging tot verkrachting feit 2
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de verdachte (bij het ontnemen van de vrijheid van de aangeefster) heeft geprobeerd om het lichaam van de aangeefster seksueel binnen te dringen, kort gezegd of er sprake is van een poging tot verkrachting. Hierbij is van belang dat de handelingen die de verdachten worden verweten zouden zijn gepleegd op 30 juni 2024. Dit is voor de inwerkingtreding van de nieuwe Wet seksuele misdrijven op 1 juli 2024, zodat dit beoordeeld dient te worden aan de hand van de oude zedenwetgeving. In dat kader dient sprake te zijn van het door (bedreiging met) geweld of door een andere feitelijkheid dwingen van de ander tot (het plegen dan wel ondergaan van) de seksuele handelingen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat er sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. Het komt er daarom op aan of de verdachte de aangeefster opzettelijk door een (andere) feitelijkheid heeft trachten te dwingen tot het ondergaan van die seksuele handelingen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachten de aangeefster op de achterbank van de auto hebben gelegd. De verdachte zat vervolgens op de achterbank van de auto met het hoofd van de aangeefster op zijn schoot. Aangeefster was in een beschonken toestand. De verdachte heeft haar op verschillende plekken betast en onverhoeds hard geduwd op de broek van de aangeefster, waarna hij ook zijn hand in haar broek stopte, vervolgens haar vagina over haar onderbroek heen vastpakte en hard tegen haar vagina duwde. Hij kon zijn vingers er niet in duwen, omdat zij een onderbroek met inlegkruisje droeg. Vervolgens stopte hij zijn hand in haar onderbroek en raakte haar vagina aan. Ook heeft hij meerdere keren haar hoofd richting zijn geslachtsdeel geduwd terwijl hij het woord ‘blowjob’ zei. Vervolgens is de beschonken aangeefster de woning van [medeverdachte 1] ingebracht en is zij op een bed neergelegd. Aldaar heeft de verdachte blijkens het filmpje op de telefoon van [medeverdachte 1] seksueel getinte handelingen met haar verricht, terwijl zij kennelijk bewegingloos op bed lag. Al deze handelingen in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat het handelen van de verdachte erop gericht is geweest om seksueel bij de aangeefster binnen te dringen: door te proberen haar onder dwang orale seks te laten verrichten (niet voltooid, door wegdraaien en wegduwen door de aangeefster) en met een of meer vingers de vagina van de aangeefster binnen te dringen (niet voltooid, door confrontatie met inlegkruisje). Alhoewel de aangeefster vervolgens op een bed is gelegd en het gegronde vermoeden zou kunnen ontstaan dat [verdachte] ook geslachtsgemeenschap met haar wilde hebben, biedt het dossier onvoldoende bewijs om ook voor dit deel te kunnen vaststellen dat sprake is van een poging tot verkrachting.
Tijdens de autorit heeft de aangeefster duidelijk gemaakt dat zij terug wilde naar haar vrienden en zich fysiek zich verzet tegen het duwen van haar gezicht richting het geslachtsdeel van de verdachte door hem weg te duwen en haar lichaam telkens weg te draaien. Voor de verdachte moest vanaf het eerste moment duidelijk zijn geweest dat (ook) dit gedrag niet gewenst was. Hij is vervolgens toch doorgegaan met deze handelingen.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte een situatie doen ontstaan waarin aangeefster zich niet aan de poging tot het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Het handelen van de verdachte kan door de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan erop gericht te zijn geweest tot het ondergaan van seksueel binnendringen te dwingen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er in deze situatie sprake is geweest van de hiervoor bedoelde dwang door feitelijkheden door het misbruiken van de beschonken staat van de aangeefster en de kwetsbare positie waarin zij zich bevond, namelijk in een rijdende auto met voor haar twee vreemde mannen. Hierbij merkt de rechtbank op dat naar mate iemand minder bewustzijn heeft, er minder hoge eisen dienen te worden gesteld aan de mate en intensiteit van de dwang. Gezien al het voorgaande, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting.
Ontuchtige handelingen feit 3
De rechtbank acht het onder 3 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu in de tenlastelegging feitelijke handelingen zijn opgenomen die zijn uitgevoerd door de medeverdachte en bij dit feit het medeplegen niet is tenlastegelegd. Wel acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de auto de aangeefster meermalen heeft gezoend en haar borsten en vagina heeft betast. Verder volgt hieruit dat hij de borsten en hals van de aangeefster zoende, terwijl zij op bed lag. Dit alles gebeurde op het moment dat zij te veel alcohol had gedronken en geen weerstand kon bieden. Dit was ook duidelijk voor de verdachte, nu zij telkens wegzakte en de medeverdachte haar nota bene naar de auto moest dragen omdat zij zelf niet meer in staat was om rechtop te blijven zitten, laat staan te lopen. Bovendien is door een verbalisant op de video die door [medeverdachte 1] is gemaakt, waargenomen dat de aangeefster in het geheel niet bewoog op het moment dat de verdachte op bed haar borststreek zoende. Deze handelingen zijn overduidelijk in strijd met de sociaal-ethische norm en hebben een evidente seksuele intentie. Gelet hierop heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, zoals bedoeld in artikel 247 Sr (oud).
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en het plegen van ontuchtige handelingen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te Vlaardingen en
/ofRotterdam,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en
/ofberoofd gehouden,
door, terwijl die [slachtoffer] kenbaar onder invloed van alcohol was en
/ofin staat van
bewusteloosheid,verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
- die [slachtoffer] op
zijn, verdachtes en/ofzijn mededaders rug te tillen en
/ofvervolgens naar een auto te brengen en
/of
- die [slachtoffer] op de achterbank van de auto te leggen en
/ofnaast haar te gaan zitten en
/ofte vervoeren naar een woning en
/of
- voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] de woning in te tillen en
/ofop bed te leggen en
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en
/ofberichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en
/ofdat ze zo terug komt;
2
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te Vlaardingen en
/ofRotterdam,
in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door
geweld ofeen
andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- meermalen die [slachtoffer] onverhoeds heeft gezoend en
/of
- die [slachtoffer] naar een auto heeft gedragen en/of op de achterbank heeft gelegd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer]
naar/in de richting van zijn, verdachtes, geslachtsdeel te brengen en
/of
- de knoop(jes) van de broek en
/ofhet korset van die [slachtoffer] heeft geopend en
/of
- onverhoeds de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft betast en
/ofin de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en
/of
- onverhoeds de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] heeft be
stast en
/of
- met die [slachtoffer] naar een woning is gereden en
/of
- met die [slachtoffer] die woning is binnengegaan en
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of berichten heeft verstuurd vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en/of dat ze zo terug komt en/of
- de nek en
/ofbuik van die [slachtoffer] heeft gezoend en
/ofgelikt en
/of
- daarbij (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds te handelen en/of
- die [slachtoffer] naar een auto te dragen en/of op de achterbank te leggen en/of naar een woning te rijden en/of die woning in te tillen en/of op bed te leggen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of berichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed met haar gaat en/of
- (telkens) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen en/of likken van de nek en/of buik van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te Vlaardingen en
/ofRotterdam,
in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van
bewusteloosheid,verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het meermalen zoenen van die [slachtoffer] en
/of
- het betasten van de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en
/ofhet knijpen in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en
/of
- het betasten van de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] en
/of
- het zoenen en
/oflikken van de nek en
/ofbuik van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Feit 2 primair
poging tot verkrachting
Feit 3 subsidiair
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en het plegen van ontuchtige handelingen. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten die de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer aantasten. De verdachten gingen bij de vrijheidsberoving deels planmatig te werk, zoals blijkt uit de omstandigheid dat verdachte [verdachte] “nu nog niet” zei toen verdachte [medeverdachte 1] haar in het openbaar zoende en vriend [medeverdachte 2] de vrienden van de aangeefster heeft tegengewerkt om ervoor te zorgen dat de verdachten met haar weg konden lopen en blijven.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt hoe groot de gevolgen tot op de dag van vandaag voor haar zijn. De gebeurtenis heeft een grote invloed op haar gevoel voor veiligheid en haar vertrouwen in mannen. De verdachte heeft zich hier geen moment om bekommerd en heeft zich puur laten leiden door zijn eigen lusten en behoeften, ondanks dat hij wist dat zij dit allemaal niet wilde en terug wilde naar haar vrienden. Het handelen van de verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke en psychische integriteit en de seksuele autonomie van het slachtoffer, voor wie dit de eerste seksuele ervaring was. De rechtbank weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 4 oktober 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in.
De verdachte ervaart geen praktische, relationele, psychische of lichamelijke problemen. Omdat de verdachte ontkent, kan de reclassering geen inschatting maken over het recidiverisico. Op grond van het STATIC-99R1-instrument, acht de reclassering het recidiverisico op het gebied van zeden matig tot hoog. Om die reden vinden zij een meldplicht en ambulante behandeling nodig, net als een contactverbod met het slachtoffer en [medeverdachte 1] .
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Deze zijn hoger dan wat de officier van justitie eist, ook nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie – feit 2 wel bewezen acht en daarmee dus naar andere jurisprudentie dient te worden gekeken. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 25 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:13566. Gelet op de ernst van de feiten en de door de rechtbank benoemde strafverzwarende omstandigheden, de ernstige gevolgen van deze feiten voor het slachtoffer, de proceshouding van verdachte waaruit blijkt dat de verdachte de ernst van het feit en de gevolgen daarvan niet inziet, en omdat de rechtbank meer feiten bewezen verklaart, zal de rechtbank een hogere straf opleggen aan de verdachte dan de officier van justitie heeft geëist.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank beslist dat het bevel niet wordt opgeheven, nu de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis geen einddatum kent en de voorwaarden van de schorsing thans nog noodzakelijk zijn om het recidiverisico in te perken.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de strafbare feiten. Zij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag geheel toe te wijzen, inclusief oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 242 (oud), 247 (oud) en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , gedurende 2 jaar na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd laten behandelen door De Waag, centrum voor ambulante forensische GGZ, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op zijn seksualiteit en delictgedrag. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I.M. Braam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door, terwijl die [slachtoffer] kenbaar onder invloed van alcohol was en/of in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes en/of zijn mededaders rug te tillen en/of vervolgens naar een auto te brengen en/of
- die [slachtoffer] op de achterbank van de auto te leggen en/of naast haar te gaan zitten en/of te vervoeren naar een woning en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] de woning in te tillen en/of op bed te leggen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of berichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en/of dat ze zo terug komt;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een
andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- meermalen die [slachtoffer] onverhoeds heeft gezoend en/of
- die [slachtoffer] naar een auto heeft gedragen en/of op de achterbank heeft gelegd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] naar/in de richting van zijn, verdachtes, geslachtsdeel te brengen en/of
- de knoop(jes) van de broek en/of het korset van die [slachtoffer] heeft geopend en/of
- onverhoeds de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- onverhoeds de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] heeft bestast en/of
- met die [slachtoffer] naar een woning is gereden en/of
- met die [slachtoffer] die woning is binnengegaan en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of berichten heeft verstuurd vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en/of dat ze zo terug komt en/of
- de nek en/of buik van die [slachtoffer] heeft gezoend en/of gelikt en/of
- daarbij (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- meermalen die [slachtoffer] onverhoeds heeft gezoend en/of
- die [slachtoffer] naar een auto heeft gedragen en/of op de achterbank heeft gelegd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] naar/in de richting van zijn, verdachtes, geslachtsdeel te brengen en/of
- de knoop(jes) van de broek en/of het korset van die [slachtoffer] heeft geopend en/of
- onverhoeds de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- onverhoeds de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] heeft bestast en/of
- met die [slachtoffer] naar een woning is gereden en/of
- met die [slachtoffer] die woning is binnengegaan en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of berichten heeft verstuurd vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en/of dat ze zo terug komt en/of
- de nek en/of buik van die [slachtoffer] heeft gezoend en/of gelikt en/of
- daarbij (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 243 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds te handelen en/of
- die [slachtoffer] naar een auto te dragen en/of op de achterbank te leggen en/of naar een woning te rijden en/of die woning in te tillen en/of op bed te leggen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of berichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed met haar gaat en/of
- ( telkens) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen en/of likken van de nek en/of buik van die [slachtoffer] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het meermalen zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (al dan niet met kleding bedekte) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen en/of likken van de nek en/of buik van die [slachtoffer] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )