ECLI:NL:RBROT:2025:9463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/683269 / HA ZA 24-646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen binnenschepen op het IJsselmeer na het maken van een passeerafspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan over een aanvaring tussen de binnenschepen Lindengracht en Zandink I op het IJsselmeer, die plaatsvond op 1 maart 2023. De rechtbank oordeelde dat de Zandink I als enige schuld had aan de aanvaring, omdat zij zich niet aan de gemaakte passeerafspraak heeft gehouden. De eigenaren van beide schepen hielden elkaar aansprakelijk voor de schade die was ontstaan door de aanvaring. Rederij Cement Tankvaart B.V. (RCT) vorderde schadevergoeding van Eeltink Zandwinning Handel en Transport B.V. (Eeltink) ter hoogte van € 603.806,92, plus bijkomende kosten. Eeltink vorderde op haar beurt dat RCT aansprakelijk was voor de schade aan de Zandink I. De rechtbank heeft de vorderingen van Eeltink afgewezen en geoordeeld dat de Zandink I de aanvaring heeft veroorzaakt door niet correct te navigeren volgens de gemaakte afspraken. De rechtbank heeft de schadevergoeding aan RCT toegewezen, evenals de kosten voor het vaststellen van aansprakelijkheid en buitengerechtelijke incassokosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683269 / HA ZA 24-646
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
REDERIJ CEMENT TANKVAART B.V.,
gevestigd te Raamsdonksveer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen
EELTINK ZANDWINNING HANDEL EN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Blussé van Oud -Alblas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna RCT en Eeltink genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
De binnenvaartschepen Lindengracht en Zandink I zijn op 1 maart 2023 met elkaar in aanvaring gekomen op het IJsselmeer. Vlak voor de aanvaring hadden zij een passeerafspraak met elkaar gemaakt. De eigenaren van deze schepen houden elkaar aansprakelijk voor hun schades. De rechtbank oordeelt dat de Zandink I als enige van de schepen schuld heeft aan de aanvaring. Dat oordeel wordt in dit vonnis gemotiveerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 juli 2023 met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie met producties G1 tot en met G4;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de oproepingsbrief van 18 oktober 2024 op grond waarvan partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
- de brief van 8 januari 2025 van de rechtbank met de zittingsagenda;
- de akte houdende productie van Eeltink met productie G5;
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2025 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van RCT en Eeltink;
- de akte uitlaten van RCT, met productie 14.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
RCT is eigenaar van het binnenvaarttankschip Lindengracht (hierna: de Lindengracht). De Lindengracht heeft een lengte van 82 meter en een breedte van 8,20 meter.
3.2.
Eeltink is eigenaar van het binnenvaartschip Zandink I (hierna: de Zandink I). De
Zandink I heeft een lengte van 73 meter en een breedte van 8,58 meter.
3.3.
Op 1 maart 2023 rond 20:15 uur, voer de Lindengracht op het IJsselmeer aan de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater [1] . Zij was afkomstig uit de Houtribsluis. De Zandink I voer de Lindengracht tegemoet vanuit de werkhaven Flevocentrale richting de Houtribsluis.
Onderstaande Tresco-afbeelding (van rond 20:15 uur) dient ter illustratie. Vlak boven boei EZ 8 is de Zandink I te zien. Linksonder EZ 8 is de Lindengracht te zien.
3.4.
De schippers van de Lindengracht en de Zandink I hebben vervolgens kort marifooncontact met elkaar gehad. De relevante inhoud van dat marifooncontact, zoals dat blijkt uit het verslag in het proces-verbaal van de politie, is hieronder weergegeven.
20:16:25
Lindengracht
Zandink I, Lindengracht, jij gaat gewoon voor mij langs?
20:16:29
Zandink I
Ehm, ja ik laat hem nog even een stukje gaan totdat ik in de vaargeul ben en dan ga ik gelijk naar mijn goede kant zeg maar
20:16:39
Lindengracht
Oh je wil gewoon bakboord-bakboord doen?
20:16:42
Zandink I
Wat zegt u meneer?
20:16:45
Lindengracht
Wilt u gewoon bakboord-bakboord doen?
20:16:48
Zandink I
Ja doet dat maar even, dan laat ik hem ehm even zo gaan
20:16:51
Lindengracht
Ja dan zal ik even wat meer naar stuurboord gaan voor je
20:16:59
Zandink I
Eh zei u nou eh wat zei u nou laatst? Want ik hoorde dat niet
20:17:06
Lindengracht
Dan zal ik wel wat meer naar stuurboord gaan voor u
20:17:08
Zandink I
Oké is goed
20:18:41
[onduidelijk welke schipper dit zegt]
Nou buurman dat ging lekker zo
3.5.
De aanvaring heeft omstreeks 20:18 uur plaatsgevonden. De schepen hebben elkaar geraakt aan de bakboord voorzijden.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
RCT vordert in conventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Eeltink te veroordelen tot betaling van geleden schade van € 603.806,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023, dan wel vanaf 18 december 2023, dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Eeltink te veroordelen tot betaling van kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade van € 26.536,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023, dan wel vanaf 18 december 2023, dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Eeltink te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 4.794,03;
Eeltink te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
Eeltink concludeert tot afwijzing van de vorderingen van RCT, met veroordeling van RCT in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf een week na het vonnis.
in reconventie
4.3.
Eeltink vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat RCT aansprakelijk is voor alle door belanghebbenden bij de Zandink I geleden schade als gevolg van de aanvaring;
- RCT te veroordelen tot betaling van € 129.221,59, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
- RCT te veroordelen tot vergoeding van het door Eeltink geleden tijdverlet over de periode van zes kalenderweken, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- RCT te veroordelen in de (na)kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf een week na de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
4.4.
RCT concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Eeltink, met veroordeling van Eeltink in de proceskosten.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
de rechtbank stelt eerst toepasselijk recht en juridisch kader vast
5.1.1.
Het gaat om een aanvaring tussen binnenschepen in Nederland. Toepasselijk is het Binnenvaart Aanvaringsverdrag [2] . Ter plaatse van de aanvaring geldt het Binnenvaartpolitie-reglement (hierna: BPR). Dit is ook niet in geschil.
5.1.2.
Uit de artikelen 8:1000 BW e.v., waarin het Binnenvaart Aanvaringsverdrag is geïncorporeerd, volgt dat indien en voor zover de Lindengracht enige schuld heeft aan de aanvaring, RCT daarvoor als eigenaar van dit schip aansprakelijk is. Indien en voor zover de Zandink I enige schuld heeft aan de aanvaring, is Eeltink daarvoor als eigenaar van dat schip aansprakelijk. Als beide schepen gezamenlijk door hun schuld de aanvaring hebben veroorzaakt, geldt dat de eigenaren jegens elkaar aansprakelijk zijn in de verhouding van de schuld van hun schepen.
5.2.
het partijdebat gaat in de kern over de uitvoering van de passeerafspraak door beide schepen
5.2.1.
De vorderingen van partijen lenen zich, gelet op de samenhang, voor gezamenlijke behandeling.
5.2.2.
Partijen wijzen elkaar aan als de enige schuldige aan de aanvaring op het IJsselmeer. Voor de beantwoording van de vraag of de Lindengracht en/of de Zandink I schuld heeft aan de aanvaring, staat de gemaakte passeerafspraak en de daaraan gegeven uitvoering door de schepen centraal. Dat dit de kern van de zaak is, is ook niet in geschil. Partijen stellen over en weer dat het andere schip zich niet heeft gehouden aan de gemaakte passeerafspraak.
het standpunt van RCT
5.2.3.
RCT stelt dat de Zandink I in strijd met de passeerafspraak niet gelijk naar de voor haar goede kant (stuurboord) van het vaarwater is gaan varen. De Zandink I had de mogelijkheid om veel directer en sneller het vaarwater over te steken naar de stuurboordzijde, zodat zij ruimschoots voor de Lindengracht langs zou zijn gevaren. Daarnaast is de Zandink I, nadat zij voorlangs de Lindengracht was gepasseerd, plots naar bakboord gekoerst waarna zij de Lindengracht heeft geraakt. De Zandink I heeft het gevaar voor de aanvaring gecreëerd door in strijd met de passeerafspraak te handelen en heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed zeemanschap (artikel 1.04 BPR) door geen speciale aandacht aan de positie van de Lindengracht te schenken en plots terug naar bakboord te sturen.
5.2.4.
RCT onderbouwt de door haar bepleite feitelijke gang van zaken, onder verwijzing naar Tresco-beelden en camerabeelden van de camera’s aan boord van de Lindengracht [3] , als volgt:
- de Lindengracht voer omstreeks 20:15 uur aan de stuurboordzijde van het vaarwater richting de boei EZ 8;
- de Lindengracht hield na het maken van de passeerafspraak die koers vast en bleef richting boei EZ 8 varen aan de stuurboordzijde van het vaarwater;
- de Zandink I is in strijd met de gemaakte passeerafspraak niet gelijk naar de voor haar
stuurboordkant van het vaarwater gevaren nadat zij het vaarwater was ingevaren en bleef langere tijd aan de bakboordzijde varen;
- omstreeks 20:17:30 uur passeerde de Zandink I voorlangs de Lindengracht. Dat blijkt uit de Tresco-beelden van de Lindengracht (van 20:17:40 uur) en uit de camerabeelden van de Lindengracht. Op die camerabeelden is op dat moment (alleen) het toplicht en bakboordlicht van de Zandink I te zien;
- de Zandink I is naar bakboord gekoerst nadat zij de Lindengracht voorlangs was gepasseerd. Dat blijkt duidelijk uit de positie van de top- en boordlichten van de Zandink I, zoals te zien is op de camerabeelden van de Lindengracht;
- de Lindengracht gaf hard stuurboord nadat de schipper de plotselinge koerswijziging van de Zandink I naar bakboord had opgemerkt, maar dit kon de aanvaring niet voorkomen. Voor zover de Lindengracht niet tijdig en/of onvoldoende naar stuurboord heeft gestuurd, geldt dat dat niet causaal is aan de aanvaring.
het standpunt van Eeltink
5.2.5.
Eeltink stelt dat de Zandink I niets te verwijten valt en dat juist de Lindengracht zich niet aan de passeerafspraak heeft gehouden. De Lindengracht heeft in strijd met de passeerafspraak gehandeld, omdat zij niet naar stuurboord heeft gekoerst, maar geleidelijk is gaan overlopen naar de voor haar bakboordzijde van de geul en daarmee de Zandink I heeft opgezocht.
5.2.6.
Onder verwijzing naar onder meer haar eigen Tresco-beelden onderbouwt Eeltink de door haar bepleite feitelijke gang van zaken verder als volgt:
- de Zandink 1 voer een westzuidwestelijke koers, waarbij zij de geul schuin ging overlopen, om vervolgens de stuurboordzijde van de geul aan te houden, richting de Houtribsluis;
- de Lindengracht volgde aanvankelijk toen zij uit de sluis kwam de stuurboordzijde van de geul. Daarna is zij geleidelijk gaan overlopen naar de bakboordzijde van de geul. Zij koerste daarbij niet af op boei EZ 8 aan de stuurboordkant van de geul, maar op boei EZ 9. Deze boei bevond zich aan de voor de Lindengracht bakboordkant van de geul;
- de Zandink I is op geen enkel moment voorlangs de Lindengracht gevaren;
- de Zandink I heeft een noodmanoeuvre uitgehaald door hard bakboord roer te geven en het schip vol achteruit in een snelle draai naar bakboord te brengen. Daarbij draaide zij door naar bakboord en raakte haar kop met bakboordzijde rond 20:18 uur de bakboordzijde van de Lindengracht. Dat is op de camerabeelden van de Lindengracht te zien.
5.3.
het oordeel: de Zandink I heeft als enige schuld aan de aanvaring
5.3.1.
In het kader van de vraag welke bepalingen uit het BPR van toepassing zijn hebben partijen gediscussieerd over de vraag of ter plaatse op het IJsselmeer sprake is van een betonde vaargeul of niet. Nu de (voorrangs)regels uit het BPR niet centraal staan bij de beoordeling in deze zaak (zie 5.2: het partijdebat gaat in de kern over de uitvoering van de passeerafspraak), zal de rechtbank op deze discussie niet verder ingaan en de term ‘vaarwater’ gebruiken.
de inhoud van de passeerafspraak staat vast
5.3.2.
Uit het marifoonverkeer en uit de eigen stellingen van partijen blijkt dat de passeerafspraak duidelijk was en dat daarover tussen de schippers van de Zandink I en de Lindengracht geen misverstand bestond. De Lindengracht en de Zandink I zouden elkaar bakboord-bakboord passeren. De Zandink I zou daartoe voor de Lindengracht langsvaren en zou daarna naar de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater varen. De Lindengracht zou op haar beurt iets meer naar haar stuurboordzijde varen.
5.3.3.
Nu de passeerafspraak en de inhoud ervan vaststaan, zal de rechtbank beoordelen of één of beide schepen een verwijt te maken valt bij het handelen of navigeren nadat de passeerafspraak is gemaakt.
5.3.4.
Partijen zijn het er over eens dat de Lindengracht kort voor de aanvaring naar stuurboord heeft gekoerst en dat de Zandink I plotseling naar bakboord heeft gekoerst. Dat past op zichzelf ook in de door partijen aangevoerde feitelijke gang van zaken: beide partijen geven aan dat de schippers door deze manoeuvres op het laatste moment hebben geprobeerd om een aanvaring te voorkomen.
de rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de camerabeelden, want de Tresco-beelden van beide schepen laten een verschillend beeld zien
5.3.5.
Ter onderbouwing van hun standpunten verwijzen beide partijen naar hun eigen Tresco-beelden en naar de camerabeelden van de Lindengracht.
5.3.6.
De Tresco-beelden van de Lindengracht ondersteunen de stelling van RCT dat de Zandink I de Lindengracht vlak voor de aanvaring al voorlangs was gepasseerd. De Tresco-beelden van de Zandink I ondersteunen echter de stelling van Eeltink dat de Zandink I de Lindengracht (nog) niet voorlangs was gepasseerd. Op basis van de Tresco-beelden van partijen kan de rechtbank dus niet vaststellen of de Zandink I de Lindengracht voordat de aanvaring plaatsvond al voorlangs was gepasseerd.
5.3.7.
Ook over de vraag of de Lindengracht geleidelijk is gaan overlopen naar de voor haar bakboordzijde van het vaarwater geven de Tresco-beelden niet hetzelfde beeld. De Tresco-beelden van de Zandink I en de tracks uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie ondersteunen de stelling dat de Lindengracht zich op enige momenten iets meer richting de bakboordzijde van het vaarwater bevond, maar de eigen Tresco-beelden van de Lindengracht geven juist het beeld dat de Lindengracht evenredig aan boei EZ 8 voer (met zoals door RCT bepleit, nagenoeg dezelfde dwarsafstand) en met een koers die wisselend met enkele graden (dus niet wezenlijk) naar bakboord of stuurboord is versprongen.
5.3.8.
De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de camerabeelden van de Lindengracht. Tijdens de zitting zijn de camerabeelden van de Lindengracht afgespeeld en hebben beide partijen toegelicht hoe deze camerabeelden hun standpunten onderbouwen. De camera’s van de Lindengracht bevinden zich op de boeg, ter hoogte van het stuurhuis en aan de bakboord achterzijde. Partijen hebben beide gewezen op de aanwezigheid van de boeien EZ 8 en EZ 9 in het vaarwater. Daarop gaat de rechtbank hierna in.
de camerabeelden ondersteunen het standpunt van RCT dat de Lindengracht aan de stuurboordzijde van het vaarwater voer, dat de Zandink I voorlangs was gepasseerd en dat de Zandink I vervolgens plots naar bakboord navigeerde
5.3.9.
Dat de Lindengracht aan de stuurboordzijde van het vaarwater voer richting boei EZ 8 is voldoende door RCT onderbouwd. RCT heeft aan de hand van de camerabeelden toegelicht dat aan de horizon, rechtsboven, boei EZ 8 te zien is. Boei EZ 8 is een zogenaamde Isofase lichtboei waarbij de tijdsduur van de periode "aan" even lang is als de tijdsduur van de periode "uit". Een ‘Iso 8s’ boei is bijvoorbeeld steeds vier seconden aan en vier seconden uit (zie onderstaand fragment uit bijlage 8 van het BPR).
5.3.10.
Boei EZ 8 is op de camerabeelden van de Lindengracht inderdaad steeds aan de horizon rechts waarneembaar doordat de boei vier seconden oplicht en dan weer vier seconden uit is.
5.3.11.
Voorts ondersteunen de camerabeelden het standpunt dat de Zandink I de Lindengracht voorlangs was gepasseerd en daarna een draai naar bakboord heeft gemaakt.
5.3.12.
RCT stelt dat voor de aanvaring en na het voorlangs kruisen alleen het toplicht en bakboordlicht van de Zandink I te zien zijn.
5.3.13.
De draai van de Zandink I naar bakboord is vervolgens waarneembaar doordat even later ook het stuurboordlicht van de Zandink I te zien is.
5.3.14.
De rechtbank stelt vast dat deze draai naar bakboord van de Zandink I duidelijk uit deze camerabeelden blijkt, waarna is te zien dat de schepen elkaar aan de bakboord voorzijden raken. Eeltink heeft in zoverre niet weersproken dat het klopt dat eerst het toplicht en bakboordlicht van de Zandink I te zien zijn en vervolgens, na de draai, ook het stuurboordlicht. In haar visie is de draai naar bakboord echter geen fout in strijd met de passeerafspraak, maar een noodmanoeuvre om de aanvaring te voorkomen. De rechtbank gaat daar hierna op in bij de beoordeling van de onderbouwing van het standpunt van Eeltink.
de camerabeelden geven geen onderbouwing voor het standpunt van Eeltink dat de Lindengracht naar bakboord, richting boei EZ 9 koerste
5.3.15.
Eeltink heeft haar standpunt aan de hand van de camerabeelden en aan de hand van door haar overgelegde kaarten van het IJsselmeer van 2021 en 2024 nader toegelicht. De nieuwe kaart van 2024 laat zien dat de door RCT genoemde boei aan de (aanvankelijk) stuurboordzijde van de Lindengracht niet EZ 8 is, maar een Iso 8 boei. Op de oude kaart van 2021 is te zien dat daar een andere boei lag, genaamd Iso 8. Boei EZ 8 was er in 2023 nog niet. Op de camerabeelden is verder te zien dat de Lindengracht met de kop afkoerste op een boei aan de voor haar bakboordzijde van het vaarwater die er wel lag. Dat was de groene boei genaamd EZ 9. Op de camerabeelden is volgens Eeltink links aan de horizon een boei te zien die een keer flitst en vervolgens vier seconden stil is. Dat is geen Iso boei, maar een Flash boei, en daar koerste de Lindengracht op af.
5.3.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Een Flash boei geeft een lichtflits gedurende een seconde en is daarna een aantal seconden uit. Zoals blijkt uit onderstaand fragment uit bijlage 8 bij het BPR, geeft een FL 5s boei één seconde licht en is het daarna vier seconden uit.
5.3.17.
De rechtbank constateert dat op de camerabeelden linksboven wel een boei waarneembaar is waarvan het lichtritme overeenkomt met dat van een FL 5s boei, maar dat kan niet de door Eeltink bepleite boei EZ 9 of de ook later door Eeltink genoemde boei EZ 11 zijn. Niet in geschil is immers dat boei EZ 9 (of EZ 11) geen Flash boei is, maar een Iso 4s boei. Als boei EZ 9 linksboven op de camerabeelden te zien zou zijn geweest, dan moest dat dus een boei zijn met een lichtritme waarbij het twee seconden licht was en vervolgens twee seconden donker. Dat is niet waar Eeltink op heeft gewezen bij het bekijken van de camerabeelden en is ook niet door de rechtbank zelf waargenomen bij het bekijken van de camerabeelden. De camerabeelden geven geen steun voor de stelling dat de Lindengracht aldus richting boei EZ 9 aan de bakboordzijde van het vaarwater is gaan overlopen. Eeltink heeft daarmee onvoldoende onderbouwd gesteld dat de Lindengracht is gaan overlopen naar bakboord richting boei EZ 9 en daarmee heeft zij ook het standpunt van RCT onvoldoende gemotiveerd weerlegd. Voor nader deskundigenbewijs (als door Eeltink ter zitting ter sprake gebracht) bestaat bij deze stand van zaken geen aanleiding.
tussenconclusie: Zandink I als enige schuld aan de aanvaring, geen verwijt aan schipper van de Lindengracht te maken
5.3.18.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de Lindengracht aan de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater is blijven varen richting boei EZ 8, dat de Zandink I haar voorlangs is gepasseerd en vervolgens naar bakboord heeft gekoerst.
5.3.19.
Op grond van de tussen partijen gemaakte passeerafspraak en wegens de eisen van goed zeemanschap diende de Zandink I, om bakboord-bakboord te passeren, voorlangs de Lindengracht te passeren, naar de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater te navigeren en daarna pas richting bakboord te koersen om vervolgens aan de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater verder te varen. Dat heeft de Zandink I niet gedaan en daarmee heeft de schipper zich niet aan de gemaakte passeerafspraak gehouden. Hij had zich ervan moeten vergewissen wanneer het veilig was om terug naar bakboord te sturen en zo uit te komen aan de voor de Zandink I stuurboordzijde van het vaarwater.
5.3.20.
De rechtbank ziet niet in hoe de Zandink I met de gestelde ingezette noodmanoeuvre de aanvaring nog had kunnen voorkomen – wat daar ook van zij. Het hebben moeten uitvoeren van die manoeuvre past naar het oordeel van de rechtbank niet in het scenario waarin de Lindengracht steeds de voor haar stuurboordzijde van het vaarwater heeft gehouden. Het te vroeg weer naar bakboord navigeren door de Zandink I heeft juist het gevaar voor de aanvaring doen ontstaan.
5.3.21.
Gelet op de scherpe draai waarmee de Zandink I naar bakboord navigeerde, kon de Lindengracht niets meer doen om een aanvaring te voorkomen. De schipper van de Lindengracht hoefde er redelijkerwijs niet op bedacht te zijn dat de Zandink I na het voorlangs passeren te vroeg of te scherp naar bakboord zou draaien met het gevaar van de aanvaring. De rechtbank volgt RCT in haar stelling dat voor zover de Lindengracht niet tijdig en/of onvoldoende naar stuurboord heeft gestuurd, geldt dat dat niet causaal is aan de aanvaring. Dat maakt dat de Lindengracht volgens de rechtbank geen verwijt treft en dus geen schuld heeft aan de aanvaring.
5.3.22.
Dat betekent dat de Zandink I als enige schuld heeft aan de aanvaring. Eeltink is als eigenaar van dat schip aansprakelijk voor de door de aanvaring veroorzaakte schade. Haar eigen vorderingen zullen worden afgewezen.
5.3.23.
De rechtbank gaat hierna in op de vorderingen van RCT.
5.4.
Eeltink moet € 603.806,92 aan schadevergoeding aan RCT betalen
5.4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat RCT op grond van last en volmacht mede optreedt namens de in haar rechten gesubrogeerde casco- en P&I-verzekeraars.
5.4.2.
De schade van RCT is als volgt opgebouwd:
Reparatiekosten
€ 417.773,93
Kosten in- en uitbouwen compressor
€ 15.651,56
Kosten bestrijden olieverontreiniging
€ 76.307,11
Tijdverlet
€ 94.074,32
Totaal
€ 603.806,92
de gevorderde reparatiekosten
5.4.3.
Eeltink betwist een bedrag van € 6.122,27 van de gevorderde reparatiekosten en erkent de overig gevorderde reparatiekosten. Tijdens de zitting heeft zij voor het eerst toegelicht dat zij meer specifiek de volgende onderdelen van de gevorderde reparatiekosten betwist:
- € 4.018,43 uit/inbouw luik machinekamer: na de aanvaring zijn nieuwe ‘Stage V’ motoren ingebouwd in de Lindengracht, waarvoor een groter luik nodig was. Bij een reparatie conform de bestaande situatie was dat niet nodig geweest. De kosten van het nieuwe luik zijn dus een gevolg van de verbetering/wijziging van de motoren;
- € 446,88 ( van de € 893,75) kosten van Register Holland: het deel van deze kosten dat ziet op keuring van de reparatie en melding aan Inspectie Leefomgeving en Transport wordt niet betwist, echter deze kosten zien mede op de vereiste verklaring voor de nieuwe ’Stage V’ motoren. De expert van Eeltink acht 50% van deze factuur schade gerelateerd;
- € 656,96 factuur 123 Machineverhuur: deze factuur is uitgesteld aan de werf Asto en reeds inbegrepen in de factuur van Asto;
- € 1.000,00 droogzetten ten behoeve van inspectie: deze post is dubbel geteld en is ook al vervat in de factuur van de werf.
5.4.4.
RCT heeft bij akte nader en gemotiveerd gereageerd op de betwistingen van Eeltink. De rechtbank oordeelt dat de betwistingen van Eeltink, gelet op de onderbouwing en toelichting van RCT, onvoldoende zijn onderbouwd en dat ook het betwiste gedeelte van de reparatiekosten kan worden toegewezen. De rechtbank licht dit hierna (per post die Eeltink betwist) nader toe.
5.4.5.
Niet is gebleken dat een nieuw luik in de Lindengracht is gerealiseerd. Dat het reeds aanwezige luik is uitgebouwd zodat de nieuwe motoren konden worden geplaatst, is een gevolg van de aanvaring, zodat de in verband daarmee gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ook valt, zonder nadere onderbouwing van die betwisting, niet in te zien dat de uitbouw van het luik een verbetering van het schip oplevert, nog daargelaten dat Eeltink dat standpunt niet verder heeft uitgewerkt of heeft onderbouwd met een eigen expertiserapport.
5.4.6.
RCT heeft toegelicht dat een keuring van het schip na de reparatie nodig was om het schip in de vaart te brengen en daarom enkel en alleen het gevolg is van de aanvaring en los staat van eventuele verbeteringen. De (totaal) daarmee gemoeide kosten van Register Holland komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
5.4.7.
Ten aanzien van de factuur van 123 Machineverhuur heeft RCT onder verwijzing naar bankafschriften aangetoond dat RCT de factuur van 123 Machineverhuur wel degelijk heeft voldaan. Deze kosten dienen dan ook door Eeltink te worden vergoed.
5.4.8.
Tot slot heeft RCT onderbouwd gesteld dat het schip maar één keer is drooggezet en dat de kosten hiervoor maar één keer als schadepost in het expertiserapport staan, maar één keer op de factuur van Shipyard Asto staan, niet terugkomen in één van de andere facturen en dat er ook maar één keer betaling van wordt gevorderd. De rechtbank passeert dan ook de ongemotiveerde betwisting van Eeltink en oordeelt dat zij ook deze kosten moet vergoeden.
5.4.9.
Alle reparatiekosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
de kosten in- en uitbouwen compressor
5.4.10.
De kosten voor het in- en uitbouwen van de compressor zijn niet betwist en worden toegewezen.
de kosten bestrijden olieverontreiniging
5.4.11.
De kosten voor het bestrijden van olieverontreiniging zijn niet betwist en worden toegewezen.
het tijdverlet
5.4.12.
RCT heeft gesteld dat zij de Lindengracht tijdens de reparatiewerkzaamheden niet kon inzetten en de Lindengracht 82 dagen heeft stilgelegen als gevolg van de aanvaring. De berekening van het geclaimde tijdverlet van € 94.074,32 is op zichzelf niet door Eeltink bestreden. Eeltink bestrijdt wel dat RCT schade in de vorm van tijdverlet heeft geleden omdat RCT beschikt over een grote vloot met meerdere moderne cementtankers. Volgens Eeltink had RCT het tijdelijk uitvallen van de Lindengracht zonder extra kosten met haar vloot kunnen opvangen. Dat is volgens RCT onjuist.
5.4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat RCT een ruime vloot van tankers heeft staat los van het vaststaande feit dat de Lindengracht tijdens de reparatieperiode niet kon worden ingezet en dat daarmee geen omzet kon worden gegenereerd. Dat die gemiste omzet met een ander schip uit de vloot had kunnen worden opgevangen is een hypothetisch argument. Er zijn geen aanknopingspunten om, zonder nadere onderbouwing of begin van een onderbouwing door Eeltink, te denken of vermoeden dat RCT de gemiste omzet van de Lindengracht makkelijk met een ander schip uit haar vloot heeft kunnen opvangen. Om die reden is niet aan de orde dat RCT haar vordering op dit punt nader zou moeten onderbouwen of ophelderen.
5.4.14.
Dat betekent dat het gevorderde tijdverlet wordt toegewezen.
de wettelijke rente
5.4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de schadeposten is op zichzelf niet betwist en wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.
5.5.
Eeltink moet kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade van € 26.536,00 aan RCT betalen
5.5.1.
De door RCT gevorderde kosten Tresco en expertisekosten van € 26.536,00 worden als niet betwist toegewezen.
5.5.2.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.
5.6.
Eeltink moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.6.1.
RCT maakt aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten conform de Staffel buitengerechtelijke incassokosten (‘BIK’), in redelijkheid te stellen op € 4.794,03. De werkzaamheden en hoogte van de kosten zijn redelijk. Deze werkzaamheden hebben bestaan uit de e-mails, brieven en telefoongesprekken die de advocaat van RCT heeft gevoerd met de verzekeraars van Eeltink en haar advocaat.
5.6.2.
Eeltink heeft de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten betwist en heeft aangevoerd dat RCT met haar onhoudbare standpunten niet tot redelijk overleg bereid was.
5.6.3.
De betwisting van Eeltink is onvoldoende, omdat daarmee de door RCT gestelde werkzaamheden en op zichzelf de redelijkheid van die werkzaamheden niet is weersproken. De rechtbank zal voor de hoogte van de toe te wijzen kosten aansluiten bij de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal Eeltink tot betaling van € 4.794,03 veroordelen.
5.7.
Eeltink wordt veroordeeld in de proceskosten
5.7.1.
Eeltink is in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van RCT in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat
€ 7.004,00(2 punten x € 3.502,00, zijnde tarief VII)
Totaal € 13.736,22
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De proceskosten aan de zijde van RCT in reconventie, bestaande uit salaris advocaat, worden begroot op € 1.929,00 (2 punten x factor 0,5 x € 1.929,00, zijnde tarief V).
Eeltink moet ook € 278,00 aan nakosten aan RCT betalen, met de verhoging die in de beslissing staat vermeld.
5.8.
het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
5.8.1.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dat is geëist en de wederpartij daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv).

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Eeltink om aan RCT te betalen een bedrag van € 603.806,92, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over het bedrag vanaf 1 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Eeltink om aan RCT te betalen een bedrag van € 26.536,00, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Eeltink om aan RCT te betalen een bedrag van € 4.794,03 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.4.
veroordeelt Eeltink in de proceskosten van RCT tot op heden begroot op € 13.736,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in reconventie
6.5.
veroordeelt Eeltink in de proceskosten van RCT tot op heden begroot op € 1.929,00;
in conventie en in reconventie
6.6.
veroordeelt Eeltink om € 278,00 aan nakosten aan RCT te betalen;
6.7.
veroordeelt Eeltink onder de voorwaarde dat zij de proceskosten en de nakosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe heeft betaald en het vonnis daarna wordt betekend, om € 92,00 voor de kosten van betekening van dit vonnis aan RCT te betalen;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
3266/2459/32

Voetnoten

1.Zie hierover nader onder 5.3.1
2.Verdrag tot vaststelling van enige eenvormige regelen inzake aanvaring in de binnenvaart, Genève van 15 maart 1960
3.De Lindengracht is uitgerust met drie camera’s aan boord.