Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2025 in de zaak tussen
[betrokkene](betrokkene), uit [woonplaats] ,
het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard, het college
Samenvatting
Procesverloop
2.1. Met het besluit van 27 november 2024 (primair besluit 2) heeft het college het besluit van 31 oktober 2024 gedeeltelijk herzien. Met dit besluit is een beslissing genomen over ontruimingskosten.
4. Betrokkene heeft in de periode vanaf 25 mei 2017 tot en met 3 oktober 2024 algemene bijstand ontvangen van de gemeente Nissewaard voor eigen levensonderhoud en bijzondere bijstand voor de kosten van curatele. Het recht op bijstand is met terugwerkende kracht ingetrokken met ingang van 3 juli 2024 met het besluit van de gemeente Nissewaard gedateerd op 3 oktober 2024. De reden hiervoor was dat betrokkene vanaf die datum niet meer in de gemeente Nissewaard verbleef. De bijstand is echter doorbetaald tot 2 september 2024 en deze is vervolgens bij besluit van 14 april 2025 teruggevorderd.
5. Betrokkene verbleef tot 2 juli 2024 bij Pameijer Nissewaard (Spijkenisse) en tijdens haar verblijf daar heeft eiseres zich herhaaldelijk grensoverschrijdend gedragen wat heeft geleid tot drie officiële waarschuwingen, te weten op 24 november 2023, op 20 juni 2024 en op 3 juli 2024. Naar aanleiding van de laatste waarschuwing is de zorgovereenkomst met Pameijer beëindigd en is betrokkene te kennen gegeven dat zij moest vertrekken uit haar verblijf en dat zij dit uiterlijk 15 juli 2024 leeg moest achterlaten.
6. Betrokkene zou vervolgens naar de woning van haar moeder aan de [adres] te [plaats] gaan, terwijl haar moeder elders zou verblijven. Op dat adres zou betrokkene ambulante begeleiding van Pameijer krijgen totdat voor haar een passende andere woonomgeving zou worden gevonden. Uit het zorgtraject was gebleken dat eiseres, gezien haar ziektebeeld, niet passend was binnen de setting van Pameijer. Eiseres is gediagnosticeerd met ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, alsmede borderline persoonlijkheidsstoornis.
7. Betrokkene is vervolgens niet naar de woning van haar moeder gegaan en was van 3 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 dak- en thuisloos.
8. Veritas heeft in de tussentijd opdracht gegeven tot ontruiming van het verblijf bij Pameijer aan “Zorgdrager ontruimingen”. Op 12 juli 2024 is de inboedel van betrokkene door “Zorgdrager ontruimingen” verzameld en vervoerd naar het adres van de moeder. Omdat er niemand in de woning van de moeder aanwezig was, is de inboedel vervolgens weer teruggebracht naar Pameijer.
9. Op 17 juli 2024 is de inboedel van betrokkene door “Zorgdrager ontruimingen” voor een tweede keer vervoerd en dit keer uiteindelijk achtergelaten voor de deur van de woning van de moeder. De verhuiskosten zijn op 17 juli 2024 gefactureerd voor een bedrag van € 945,01.
10. Betrokkene is vervolgens met een Zorg Machtiging op 26 juli 2024 opgenomen bij Antes Poortugaal, gemeente Albrandswaard. Betrokkene had op dat moment een manische episode.
11. Op 9 september 2024 is betrokkene overgeplaatst naar Antes Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in verband met een manische periode. Via de maatschappelijk werkster was betrokkene echter al op 2 september 2024 ingeschreven op het adres van Antes in Poortugaal, gemeente Albrandswaard. Tot dat moment stond betrokkene ingeschreven bij Pameijer in de gemeente Nissewaard (Spijkenisse), alwaar betrokkene vanaf 9 oktober 2018 ingeschreven heeft gestaan.
12. Op 10 oktober 2024 heeft eiseres namens betrokkene bijzondere bijstand op grond van de Pw aangevraagd voor de kosten van de ontruiming van € 945,01. Deze kosten zijn ontstaan naar aanleiding van de ontruiming van de kamer van betrokkene bij Pameijer.
Het gaat om noodzakelijk kosten die voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De kosten waren niet voorzienbaar omdat er sprake was van een gedwongen uitzetting vanwege het feit dat de zorgovereenkomst is beëindigd. Dat betrokkene is gewaarschuwd, maakt de kosten nog niet voorzienbaar gelet op haar ziektebeeld. Uit de beschikbare informatie volgt dat de begeleiding/zorg die haar geboden werd geenszins passend was gelet op dat ziektebeeld. Het college heeft geen nader onderzoek gedaan naar de financiële situatie van betrokkene voorafgaand aan de ontruiming. Betrokkene ontvangt maandelijks slechts
€ 435,59 aan uitkering, naast de bijzondere bijstand voor curatele en zorgtoeslag. Haar financiële situatie biedt geen reserveringsruimte voor de kosten en ook niet om deze achteraf gespreid te kunnen betalen. Het gaat verder ook niet om een verhuizing in de zin van artikel 3.5.4 van de Beleidsregels waarbij sprake is van een wens om van woning of buurt te wisselen. Nu er geen sprake is van verhuiskosten stelt eiseres dat de aanvraag bijzondere bijstand voor de ontruimingskosten met terugwerkende kracht kan worden gedaan conform artikel 3.1.3. van de beleidsregels. De aanvraag is pas in oktober 2024 ingediend, omdat betrokkene daarvoor geen vaste woon- of verblijfplaats, alleen een postadres, had en toen dat wel het geval was is er zo snel als mogelijk was gehandeld. Doordat betrokkene geen woonruimte had, kon er geen aanvraag worden gedaan. Uiteindelijk is betrokkene eind juli 2024 met een zogenaamde zorgmachtiging opgenomen. Deze bijzondere omstandigheden maken de ernst van de situatie duidelijk. Op het moment dat eiseres weer in het BRP stond ingeschreven heeft ze een aanvraag ingediend. Door het besluit te nemen is eiseres onevenredig in haar belangen geschaad zodat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De handelwijze van het college levert tevens strijd op met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
In het verweerschrift heeft het college meegedeeld dat de aanvraag in behandeling is genomen omdat in de aanvraag is gesteld dat betrokkene geen vaste woon- en verblijfplaats had. Er zijn geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is geweest van dakloosheid van betrokkene. Uit de door eiseres bij het beroepschrift overgelegde verklaring van de casemanager, werkzaam bij eiseres (zie productie 10) blijkt dat er geen sprake is geweest van een gedwongen "ontruiming”, maar van een “verhuizing” en wel van de inboedel van betrokkene binnen de gemeente Spijkenisse (Nissewaard). Betrokkene zelf is al eerder verhuisd.