In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding tussen [eiseres], een huurder, en George Vastgoed 1 B.V., de verhuurder. [Eiseres] huurt sinds 2021 een woning van George Vastgoed, maar is in huurachterstand geraakt. Op 23 mei 2023 heeft de rechtbank een verstekvonnis gewezen waarin de huurovereenkomst is ontbonden en [eiseres] is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Ondanks meerdere aanzeggingen tot ontruiming door George Vastgoed, is deze steeds om verschillende redenen niet doorgegaan. Nu staat de ontruiming gepland op 4 augustus 2025. In deze procedure vordert [eiseres] dat de rechtbank George Vastgoed verbiedt om de woning te ontruimen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming door mag gaan. De rechter stelt vast dat George Vastgoed geen misbruik maakt van haar bevoegdheid om het vonnis ten uitvoer te leggen, zoals bedoeld in artikel 3:13 BW. Hoewel het verstekvonnis al meer dan twee jaar geleden is uitgesproken, heeft George Vastgoed steeds geprobeerd om de woning te laten ontruimen. De eerdere aanzeggingen zijn niet doorgegaan door omstandigheden zoals moratoriumverzoeken en persoonlijke omstandigheden van [eiseres].
De kantonrechter heeft ook overwogen dat [eiseres] recent hulp heeft gezocht voor haar schulden, maar dat er geen concreet afbetalingsvoorstel is gedaan. De rechter concludeert dat [eiseres] voldoende tijd heeft gehad om haar situatie te verbeteren en dat er geen noodtoestand zal ontstaan als de ontruiming doorgaat. Daarom heeft de kantonrechter de eis van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 678,-.