In deze zaak, die op 1 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die een zorgregeling voor hun minderjarige kind, [minderjarige], hebben afgesproken. De rechtbank heeft eerder de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zorgregeling is sindsdien onderwerp van geschil. [eiseres] heeft de zorgregeling opgeschort en vordert nu schorsing van deze regeling totdat een onafhankelijke professional betrokken wordt. Daarnaast vordert zij de afgifte van een leaseauto, die door [gedaagde] is weggehaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat [gedaagde] al geruime tijd geen omgang heeft gehad met [minderjarige]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de zorgregeling, die eerder goed functioneerde, moet worden hervat. De vordering van [eiseres] tot schorsing van de zorgregeling is afgewezen, en [gedaagde] is veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.