ECLI:NL:RBROT:2025:9637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/701783 / KG ZA 25-617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgregeling en afgifte van een leaseauto na echtscheiding

In deze zaak, die op 1 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die een zorgregeling voor hun minderjarige kind, [minderjarige], hebben afgesproken. De rechtbank heeft eerder de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zorgregeling is sindsdien onderwerp van geschil. [eiseres] heeft de zorgregeling opgeschort en vordert nu schorsing van deze regeling totdat een onafhankelijke professional betrokken wordt. Daarnaast vordert zij de afgifte van een leaseauto, die door [gedaagde] is weggehaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat [gedaagde] al geruime tijd geen omgang heeft gehad met [minderjarige]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de zorgregeling, die eerder goed functioneerde, moet worden hervat. De vordering van [eiseres] tot schorsing van de zorgregeling is afgewezen, en [gedaagde] is veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/701783 / KG ZA 25-617
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Maassluis,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.K. Tosun te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 5 juli 2025, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
  • de akte wijziging van eis van [eiseres] van 15 juli 2025;
  • producties 4, 5 en 6 van [eiseres];
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 18 juli 2025 plaatsgevonden. Aan het eind van deze behandeling hebben partijen te kennen gegeven dat zij willen proberen afspraken te maken over (een deel van) de ingestelde vorderingen. Om partijen daartoe in de gelegenheid te stellen, is de zaak tot 30 juli 2025 aangehouden. Het is partijen niet gelukt om afspraken te maken. Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 4 december 2024 de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 24 maart 2025 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] (hierna ‘[minderjarige]’ te noemen).
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking staat onder andere het volgende opgenomen:
“3.3.3. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarige recent door een deskundige in het kinderziekenhuis is onderzocht in verband met een ontwikkelingsachterstand. Naar aanleiding van het advies van de raad zijn partijen overeengekomen om zich door deze deskundige te laten adviseren ten aanzien van de voor de minderjarige best passende zorgregeling. Ook zijn partijen overeengekomen dat zij vervolgens de geadviseerde zorgregeling in praktijk zullen brengen. De raad heeft daarbij nog opgemerkt dat het in het belang van de minderjarige is indien die zorgregeling zo min mogelijk wisselmomenten bevat.
3.6.8.
De rechtbank overweegt dat uit de bijlage bij de lease-overeenkomst voor de auto merk: BMW, kenteken: [kenteken] blijkt dat de auto, zolang niet alle leasetermijnen zijn voldaan, eigendom blijft van de leasemaatschappij en dat het contract op naam staat van [bedrijf]. Hieruit volgt dat de leaseauto (i) geen onderdeel uitmaakt van de gemeenschap en dat deze daarom niet in de verdeling kan worden betrokken.
3.6.10.
De lease-overeenkomst vertegenwoordigt een schuld die, anders dan de auto zelf, wel in de verdeling kan worden betrokken. Partijen moeten zich daarom nog uitlaten over wat zij met de lease-overeenkomst willen doen: afkopen of voortzetten. De behandeling zal mede daartoe pro forma worden aangehouden. De rechtbank gaat er overigens vanuit dat partijen dit onderdeel betrekken in hun overleg ten aanzien van de waarde van de ondernemingen en de echtelijke woning, omdat dit onderdeel van invloed is op de algehele onderlinge verrekening van financiën.(..)”
2.4.
Na de zitting in de echtscheidingsprocedure hebben partijen een zorgregeling tussen [minderjarige] en [gedaagde] afgesproken. [eiseres] heeft deze zorgregeling sinds 22 mei 2025 opgeschort.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
  • Primair: [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] af te geven en ter beschikking te stellen het voertuig van het merk BMW, type X6, met kenteken [kenteken], met de daarbij behorende sleutels, papieren en toebehoren;
  • Subsidiair: dat [gedaagde] aan [eiseres] een voertuig uit hetzelfde segment ter beschikking stelt, geschikt voor het vervoer van [minderjarige];
II.
de zorgregeling tussen [minderjarige] en [gedaagde] te schorsen totdat een onafhankelijke professional wordt betrokken bij het vormgeven van de zorgregeling;
III.
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
vaststelling van een voorlopige zorgregeling tussen [gedaagde] en [minderjarige] en op straffe van verbeurte van een dwangsom, waarbij [minderjarige]
- primair: om de week van vrijdag na school tot zondag 18.00 bij [gedaagde] verblijft,
waarbij [gedaagde] [minderjarige] vrijdag van school ophaalt en op de zondag naar [eiseres] brengt;
- subsidiair te bepalen dat [minderjarige] om de week op de zaterdag en zondag zonder overnachting bij [gedaagde] verblijft, waarbij [gedaagde] [minderjarige] op de zaterdagochtend en zondagochtend bij [eiseres] ophaalt en ’s avonds weer terugbrengt.
II.
[eiseres] te veroordelen in de proceskosten.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

De auto

5.1.
[eiseres] had tot 22 mei 2025 beschikking over de auto. De auto werd geleased door de vennootschap [bedrijf], van welke vennootschap de aandelen tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoren. Op 22 mei 2025 is de auto, in opdracht van [gedaagde] in zijn functie als bestuurder van de vennootschap, weggehaald bij [eiseres] en teruggegeven aan de leasemaatschappij, omdat de kosten van de auto (ruim €1.100 per maand) niet door [eiseres] werden betaald en volgens [gedaagde] daardoor de rekening-courant verhouding met de vennootschap te zeer opliep. [eiseres] was het daarmee niet eens, zij had en heeft de auto nodig voor de uitoefening van de zorgtaken voor [minderjarige], onder andere om hem van en naar het ontwikkelcentrum te brengen. [eiseres] vordert in deze procedure afgifte van de auto.
5.2.
De voorzieningenrechter heeft de vordering ter zitting met partijen besproken en partijen hebben vervolgens ter zitting afgesproken dat [gedaagde] een bedrag van € 5.000,- aan [eiseres] betaalt, zodat [eiseres] daarmee (na bijbetaling van een bedrag uit eigen middelen) een andere auto kan kopen om [minderjarige] mee te vervoeren. De vorderingen in conventie die op de auto zien behoeven dus geen verdere bespreking.
De zorgregeling
5.3.
Vooruitlopend op een procedure bij de familierechter, kan de voorzieningenrechter in kort geding in alle spoedeisende zaken een onmiddellijke voorziening bij voorraad geven als dit, gelet op de belangen van partijen, wordt vereist. De voorzieningenrechter kan in kort geding daarom nakoming van een vastgelegde zorgregeling opleggen dan wel een voorlopige zorgregeling vaststellen. Vereist is dan wel dat sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat de uitkomst van de procedure bij de familierechter niet kan worden afgewacht.
5.4.
[gedaagde] heeft al ruim twee maanden geen reguliere omgang meer met [minderjarige], omdat [eiseres] de zorgregeling heeft opgeschort. Hierdoor is het spoedeisend belang voldoende gegeven.
5.5.
Partijen hebben na de zitting in de echtscheidingsprocedure een zorgregeling tussen [minderjarige] en [gedaagde] afgesproken, inhoudende dat [gedaagde] [minderjarige] elke dinsdagochtend ophaalt bij [eiseres] en [minderjarige] naar school brengt en hem om 15:00 uur weer van school haalt en naar [eiseres] brengt. Ook verblijft [minderjarige] de ene week op donderdag en zondag en de andere week op woensdag en donderdag bij [gedaagde]. [eiseres] vordert schorsing van deze regeling, [gedaagde] vordert vaststelling van een zorgregeling, waarbij [minderjarige] om de week een weekend bij [gedaagde] verblijft. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij zich realiseert dat een overnachting bezwaarlijk kan zijn, zodat het met name om de subsidiaire vordering gaat.
5.6.
[eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van contra-indicaties voor omgang tussen vader en zoon. De aanleiding tot het stopzetten van de zorgregeling was het weghalen van de auto en de daaruit blijkende houding van [gedaagde]. Dat is niet voldoende om nu de zorgregeling te schorsen. Dat er sinds het weghalen van de auto geen basis is meer is voor een zorgregeling heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft [eiseres] bovendien aangegeven dat de zorgregeling tot voor kort goed werd uitgevoerd en dat deze stabiel was. Dat de zorgregeling [gedaagde], gelet op zijn werkzaamheden, niet altijd goed uitkwam betekent niet dat deze niet goed werkte.
De voorzieningenrechter acht het daarom van belang dat het reguliere contact tussen [minderjarige] en [gedaagde] wordt hersteld.
5.7.
Uitbreiding en wijziging van de zorgregeling zoals [gedaagde] vordert, is in deze procedure niet toewijsbaar. Daarover kan worden beslist in de bodemprocedure.
Met partijen is ter zitting het belang van een goede zorgregeling besproken en de problemen die daarmee gemoeid zijn, zowel bij [minderjarige] (die mogelijk een stoornis op het autisme-spectrum heeft) als bij de ouders. Het is wenselijk dat bij het vaststellen van een definitieve regeling een professional betrokken wordt. Dat kan in een bodemprocedure nader worden bezien.
5.8.
Op de uitkomst van die bodemprocedure kan nu echter, mede gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige], niet worden gewacht. Partijen zijn eerder een zorgregeling overeengekomen die, ondanks de daaraan klevende bezwaren, goed werkte. Het lukt partijen op dit moment niet om tot andere afspraken te komen. Het belang van [minderjarige] staat voorop en is gediend met hervatting van de tot 22 mei 2025 geldende regeling.
[eiseres] wordt daarom nu veroordeeld om de overeengekomen zorgregeling na te komen. De dwangsom als prikkel tot nakoming wordt afgewezen, omdat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] een beslissing van een rechter niet zal nakomen. De zorgregeling dient met ingang van dinsdag 5/8 weer te worden nagekomen.
De proceskosten
5.9.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Om die reden worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
veroordeelt [eiseres] tot nakoming van de zorgregeling, waarbij [gedaagde]:
  • [minderjarige] elke dinsdag om 8:30 uur ophaalt bij [eiseres] en [minderjarige] naar school brengt, waarna [gedaagde] [minderjarige] diezelfde dag om 15:00 uur weer van school haalt en naar [eiseres] brengt;
  • [minderjarige] verblijft de ene week op donderdag en zondag bij [gedaagde] en de andere week op woensdag en donderdag.
6.4.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025.3608/106