ECLI:NL:RBROT:2025:9638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 25/1126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning beperkte milieutoets en wijziging maatwerkvoorschriften geluid op industrieterrein HW Zanen

In deze zaak heeft eiseres, die een inrichting voor het produceren van betonmortel en metselspecie exploiteert op een geluidgezoneerd industrieterrein, een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) aangevraagd en verzocht om wijziging van eerder vastgestelde maatwerkvoorschriften voor geluid. Het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem heeft deze aanvraag en het verzoek afgewezen, met als argument dat de geluidzone rondom het industrieterrein gelijkloopt met de gemeentegrens en er daardoor sprake zou zijn van een overschrijding op de zonegrens. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college deze afwijzing ten onrechte heeft gedaan. De rechtbank legt artikel 41, tweede lid, van de Wet geluidhinder (Wgh) zo uit dat deze bepaling inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein beschermt tegen wijzigingen van een geluidzone die reeds vergunde activiteiten tot een overschrijding van de geluidzone leiden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het college is opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres en het verzoek om de maatwerkvoorschriften aan te passen. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1126

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Wildschut),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem, het college

(gemachtigde: mr. M.C.G. van Tilburg).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de raad van de gemeente Molenlanden

(gemachtigde: [naam 1] ).

Samenvatting

1. Eiseres heeft een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) aangevraagd en het college verzocht de eerder vastgestelde maatwerkvoorschriften met betrekking tot geluid te wijzigen. Het college heeft zowel de aanvraag als het verzoek afgewezen. Eiseres is het met deze afwijzingen niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzingen van de aanvraag en het verzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de OBM-aanvraag en het verzoek tot wijziging van maatwerkvoorschriften ten onrechte heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 16 oktober 2023 een OBM aangevraagd, alsmede een verzoek ingediend bij het college om de eerder vastgestelde maatwerkvoorschriften met betrekking tot geluid te wijzigen. Het college heeft deze aanvraag en dit verzoek met het bestreden besluit van 22 november 2024 afgewezen.
2.1.
Eiseres heeft, met instemming van het college, op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De raad van de gemeente Molenlanden heeft schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 3] en [naam 4] namens het college en de gemachtigde van het college. De raad van de gemeente Molenlanden is met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een besluit is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om een OBM en het verzoek tot het wijzigen van maatwerkvoorschriften zijn ingediend op 16 oktober 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo en aanverwante regelgeving, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing blijven.
De niet betwiste feiten
4. Eiseres exploiteert een inrichting voor het produceren van betonmortel en metselspecie aan de [adres] . Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft op 23 april 1996 een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend voor het in werking hebben van de inrichting. Aan deze vergunning zijn (onder meer) geluidvoorschriften verbonden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau. Op grond van artikel 4.74la van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden deze voorschriften voor onbepaalde tijd aangemerkt als maatwerkvoorschriften. De inrichting is gelegen op het industrieterrein HW Zanen.
4.1.
Bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1991 is krachtens artikel 53 van de Wet geluidhinder (Wgh, oud) rondom industrieterrein HW Zanen een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Die geluidzone is gelegen in de gemeenten Gorinchem, Lingewaal (tegenwoordig gemeente West Betuwe) en Giessenlanden (tegenwoordig gemeente Molenlanden). De geluidzone als vastgesteld bij voormeld Koninklijk Besluit is opgenomen in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2006” van de gemeente Gorinchem voor zover die zone binnen het grondgebied van de gemeente Gorinchem ligt, maar niet in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Giessenlanden (2013)” van de gemeente Molenlanden.
Totstandkoming van het bestreden besluit
5. Op 16 oktober 2023 heeft eiseres een OBM aangevraagd als bedoeld in artikel 5.13b, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vanwege wijzigingen in de vergunde bedrijfstijden van de inrichting. Die aanvraag dient tevens als melding op grond van artikel 1.10, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Bij de aanvraag en melding is onder meer een akoestisch rapport gevoegd van [bedrijf] van 21 september 2023. In dat rapport wordt het college verzocht om de geldende maatwerkvoorschriften met betrekking tot geluid te wijzigen. Op verzoek van het college heeft [bedrijf] met een rapport van 12 januari 2024 aanvullende gegevens aangeleverd met betrekking tot de aanvraag. In dat rapport gaat [bedrijf] desgevraagd onder meer in op toepassing van de beste beschikbare technieken in verband met de aangevraagde geluidbelasting vanwege de inrichting. De aanvraag en het verzoek zijn ingediend om een verruiming van de bedrijfstijden in de avondperiode mogelijk te maken, waarmee volgens het akoestisch rapport bij de aanvraag binnen de beschikbare geluidruimteverdeling van de geluidzone wordt gebleven, maar niet binnen de gestelde grenswaarden uit de geluidvoorschriften voor het langtijdbeoordelingsniveau en het maximale geluidniveau.
5.1.
Met het bestreden besluit van 22 november 2024 heeft het college de aanvraag voor de OBM afgewezen. Daaraan ligt ten grondslag dat de zonegrens volgens het college juridisch gezien op de gemeentegrens is komen te liggen vanwege het ontbreken van een geluidzone in het geldende bestemmingsplan van de buurgemeente Molenlanden. De geluidbelasting op de grens met de gemeente Molenlanden is in de vergunde situatie meer dan 50 dB(A) als bedoeld in artikel 40 van de Wgh, zodat er in de huidige situatie al sprake is van een geluidoverschrijding op de zonegrens. De aangevraagde geluidtoename in de avond- en nachtperiode past daarom niet binnen de vastgestelde geluidzone.
5.2.
Bij het bestreden besluit heeft het college eveneens geweigerd om de maatwerkvoorschriften met betrekking tot geluid te wijzigen. Het college stelt dat uitbreiding van de werktijden in de avondperiode leidt tot een geluidtoename van 17 dB(A) op een woning in de geluidzone. Hoewel de geluidbelasting met die toename binnen de waarden valt zoals bedoeld in artikel 2.20, derde lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, is een dergelijke toename volgens het college alleen te verantwoorden als de beste beschikbare technieken worden toegepast. Eiseres heeft niet aangetoond dat dat het geval is. Daarnaast vindt er op dit moment al een geluidoverschrijding plaats op de zonegrens (die gelijkloopt aan de grens met de gemeente Molenlanden) en eiseres heeft geen maatregelen conform de beste beschikbare technieken voorgesteld teneinde die overschrijding ongedaan te maken.
Toetsingskader
6. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 11.3, onderdeel c, onder 2° en 3°, van onderdeel C, van bijlage I bij het Bor. [1] Een dergelijke omgevingsvergunning wordt onder meer geweigerd als de activiteit niet voldoet aan de grenswaarden zoals die zijn opgenomen in artikel 40 van de Wgh. [2]
6.1.
Artikel 40 van de Wgh bepaalt dat in bestemmingsplannen een zone moet worden vastgesteld rond industrieterreinen, buiten welke zone de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet mag overschrijden.
Artikel 41, eerste lid, van de Wgh bepaalt dat die zone uitsluitend kan worden gewijzigd bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan.
Op grond van het tweede lid kan een wijziging van een zone er niet toe strekken dat enig gebied waarbinnen met inachtneming van de al verleende omgevingsvergunning een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, optreedt dan 50 dB(A), ophoudt van de zone deel uit te maken.
6.2.
Artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt wat de toegestane geluidwaarden zijn die worden veroorzaakt door een inrichting. In afwijking daarvan kan het bevoegd gezag op grond van artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bij maatwerkvoorschriften andere waarden vaststellen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau.
Op grond van het vijfde lid kan het bevoegd gezag bij de maatwerkvoorschriften onder meer bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht om aan de geldende geluidsnormen te voldoen.
Geluidzone
7. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte heeft geweigerd de OBM te verlenen en de maatwerkvoorschriften aan te passen op de grond dat de grens van de geluidzone rondom industrieterrein HW Zanen gelijkloopt aan de gemeentegrens en dat er al om die reden sprake is van een overschrijding op de zonegrens. Volgens eiseres geldt de bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1991 vastgestelde geluidzone nog steeds en gaat het college er ten onrechte van uit dat de geluidzone voor zover die binnen het grondgebied van de gemeente Molenlanden ligt, met het bestemmingsplan “Buitengebied Giessenlanden (2013)” [3] is gewijzigd door de geluidzone niet in dat bestemmingsplan op te nemen. Dat de geluidzone niet in dat bestemmingsplan is opgenomen – in tegenstelling tot in het daarvoor geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied Giessenlanden (1998)” – betekent niet dat de geluizone is gewijzigd. Uit artikel 41, tweede lid, van de Wgh volgt immers dat de raad van (destijds) de gemeente Giessenlanden niet de bedoeling kan hebben gehad om de geluidzone te wijzigen. De raad van de gemeente Molenlanden heeft dat in zijn schriftelijke reactie bevestigd.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ten onrechte geweigerd de OBM te verlenen en de maatwerkvoorschriften aan te passen op de grond dat de grens van de geluidzone rondom industrieterrein HW Zanen gelijkloopt aan de gemeentegrens en dat er daarom sprake is van een overschrijding op de zonegrens. Zoals hierboven al is overwogen is de geluidzone rondom industrieterrein HW Zanen in 1991 vastgesteld. Voor zover die geluidzone is gelegen in de gemeente Molenlanden (destijds de gemeente Giessenlanden), is die geluidzone opgenomen op een verbeelding in bestemmingsplan “Landelijk Gebied Giessenlanden (1998)”. In het eerstvolgende bestemmingsplan “Buitengebied Giessenlanden (2013)”, komt de geluidzone niet meer terug. De rechtbank legt artikel 41, tweede lid, van de Wgh zo uit dat die bepaling geacht wordt de inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein te beschermen tegen wijzigingen van een geluidzone die ertoe leiden dat reeds vergunde activiteiten tot een overschrijding van de geluidzone leiden, waardoor zij in hun geluidruimte worden beperkt. Niet is gebleken dat de raad van (destijds) de gemeente Giessenlanden de bedoeling heeft gehad om de geluidzone te wijzigen. Integendeel, de raad van de gemeente Molenlanden heeft in zijn schriftelijke reactie het standpunt ingenomen dat er geen sprake kan zijn van een wijziging van de geluidzone en gaat ervan uit dat de geluidzone nog steeds aanwezig is. Gelet op het voorgaande had het college er naar het oordeel van de rechtbank van uit moeten gaan dat de geluidzone zoals die is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1991 met de vaststelling van bestemmingsplan “Buitengebied Giessenlanden (2013)” niet is gewijzigd.
Beste beschikbare technieken
8. Eiseres stelt dat het college ten onrechte heeft geweigerd om de maatwerkvoorschriften in overeenstemming met haar aanvraag aan te passen op de grond dat niet is voldaan aan eis van de beste beschikbare technieken. Volgens eiseres stelt het college ten onrechte dat een geluidscherm direct naast de maatgevende bron (het vullen van de truckmixers) als beste beschikbare techniek moet worden aangemerkt en dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd waarom een geluidscherm niet mogelijk is. [bedrijf] heeft in haar rapport van 12 januari 2024 toegelicht dat een geluidscherm op de vullocatie niet mogelijk is, omdat er dan onvoldoende ruimte is voor de truckmixers om te manoeuvreren. Een geluidscherm elders op het terrein (op grotere afstand van de maatgevende bron) zal veel groter moeten zijn om enig geluidafschermend effect te hebben. Een dergelijk scherm zal het uitzicht belemmeren, waardoor de (verkeers)veiligheid op het terrein in het gedrang komt. Het college hecht ten onrechte meer waarde aan de reductie van geluid dan aan de (verkeers)veiligheid.
8.1.
Het college komt beleidsvrijheid toe bij de beantwoording van de vraag of hij gebruik zal maken van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen en dient daarbij een belangenafweging te maken. De rechter moet de beslissing van verweerder terughoudend toetsen.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat de gewijzigde bedrijfstijden van eiseres zullen leiden tot een toename van de geluidbelasting op een woning in de buurt van de inrichting. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die toename alleen gerechtvaardigd is als aan de eis van beste beschikbare technieken is voldaan. Het college mocht dan ook van eiseres verlangen dat zij onderzocht of het mogelijk is een geluidscherm te plaatsen teneinde de toename van de geluidbelasting van de betreffende woning te beperken. Het college heeft in redelijkheid kunnen stellen dat eiseres vooralsnog niet adequaat heeft aangetoond dat het plaatsen van een geluidscherm niet mogelijk is. [bedrijf] heeft in haar rapporten slechts toegelicht waarom een geluidscherm op het terrein van de inrichting niet mogelijk is, zonder die conclusie met stukken te onderbouwen. Het college hoefde met de enkele toelichting van [bedrijf] geen genoegen te nemen.
8.3.
Ter zitting is gebleken dat eiseres en het college nog mogelijkheden zien om de gevraagde onderbouwing alsnog aan te laten leveren door eiseres. Aangezien de beroepsgrond over de geluidzone slaagt zal het college al om die reden een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen. Bij de voorbereiding daarvan geeft de rechtbank het college in overweging om eiseres in de gelegenheid te stellen om de vereiste onderbouwing alsnog aan te leveren zodat dit aspect eveneens kan worden meegenomen in het te nemen besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het college ten onrechte heeft geweigerd de OBM te verlenen en de maatwerkvoorschriften aan te passen op de grond dat er sprake is van een schending van de geluidzone. Dat betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen. De rechtbank zal het college met inachtneming van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb opdragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres om een OBM en het verzoek van eiseres om de maatwerkvoorschriften aan te passen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college binnen twaalf weken een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank vindt deze termijn passend gelet op hetgeen zij onder 8.3 heeft overwogen.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,00. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen op de zitting), bij een wegingsfactor 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,00.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op om binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag en het verzoek van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 385,00 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. J. Fransen, leden, in aanwezigheid van R.A.I. de Bruijn, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.3, aanhef en onder a
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing: als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 2.2a, derde lid
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, voor zover deze plaatsvinden binnen een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, wordt tevens aangewezen het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 11.3, onderdeel c, onder 2° en 3°, van onderdeel C, van bijlage I.
Artikel 5.13b, derde lid
Een omgevingsvergunning voor de categorie activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, derde lid, wordt geweigerd indien de activiteit niet voldoet aan de grenswaarden voor geluid, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 2° en 3°, van de wet.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
Artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder c, aanhef en onder 2° en 3°
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e: neemt het bevoegd gezag bij die beslissing in ieder geval in acht:
[…]
2°. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting of het mijnbouwwerk gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 van de Wet milieubeheer, is vastgelegd in of krachtens artikel 5.16 van die wet, dan wel voor zover het inrichtingen betreft voortvloeit uit de artikelen 40, 44 tot en met 47, 50, 51, 53 tot en met 56, 59 tot en met 61, 63, tweede lid, 64, 65 of 66 van de Wet geluidhinder;
3°. in afwijking van onderdeel 2°, neemt het bevoegd gezag, voor zover het de geldende grenswaarden betreft, die voortvloeien uit de in dat onderdeel genoemde artikelen van de Wet geluidhinder, bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor een inrichting, gelegen op een industrieterrein waarvoor een geluidreductieplan als bedoeld in artikel 67 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, het geldende geluidreductieplan in acht.
Wet geluidhinder
Artikel 40
Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Artikel 41, eerste lid
Een krachtens artikel 40 vastgestelde zone kan uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, met dien verstande dat opheffing alleen kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen industrieterrein meer is.
Artikel 52
In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: bestaande zone: een zone rond een op 1 januari 2007 bestaand industrieterrein.
Artikel 54
De artikelen 41 tot en met 43 en 47 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigen of opheffen van een bestaande zone.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.20, eerste en vijfde lid
1. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen.
[…]
5. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.2a, derde lid, van het Bor.
2.Artikel 5.13b, derde lid, van het Bor, in samenhang met artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 2° en 3°, van de Wabo.
3.Giessenlanden is thans de gemeente Molenlanden.