ECLI:NL:RBROT:2025:9644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11757317 CV EXPL 25-14012
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een kredietbedrag in het kader van consumentenkrediet

In deze zaak vordert IFA Finance DAC, vertegenwoordigd door YARDS Deurwaardersdiensten B.V., betaling van een bedrag van € 272,01 door de gedaagde, die niet in de procedure is verschenen. De gedaagde heeft via de webshop van Otto B.V. een product gekocht en gekozen voor achteraf betalen, wat resulteerde in een doorlopend goederenkrediet. Door een betalingsachterstand van meer dan twee maanden heeft Otto haar vordering op de gedaagde overgedragen aan IFA. De kantonrechter heeft op 19 juni 2025 een tussenvonnis gewezen en na een akte van IFA op 22 juli 2025, is de vordering van IFA toegewezen. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst op oneerlijke bepalingen en informatieverplichtingen, maar geen schendingen gevonden. Ook is de kredietwaardigheid van de gedaagde voldoende getoetst door Otto. De kantonrechter oordeelt dat het resterende kredietbedrag opeisbaar is en dat de gedaagde de proceskosten moet betalen, die zijn begroot op € 366,54. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11454844 CV EXPL 24-32178
datum uitspraak: 7 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht IFA Finance DAC,
vestigingsplaats: Dublin (Ierland),
eiseres,
gemachtigde: YARDS Deurwaardersdiensten B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
IFA vordert in deze procedure betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 272,01 met rente en kosten zoals in de dagvaarding omschreven.
1.2.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
De kantonrechter heeft op 19 juni 2025 een tussenvonnis gewezen, waarna IFA op 22 juli 2025 een akte heeft genomen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft via de webshop van Otto B.V. een product gekocht. Hij heeft ervoor gekozen om achteraf te betalen. Door hiervoor te kiezen heeft hij bij Otto een doorlopend goederenkrediet afgesloten voor onbepaalde tijd. Hij moest maandelijks minimaal € 7,- betalen. [gedaagde] heeft een achterstand van meer dan twee maanden laten ontstaan. Otto heeft haar vordering op [gedaagde] via cessie overgedragen aan IFA. IFA eist dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het resterende kredietbedrag van € 272,01 aan haar te betalen, te vermeerderen met rente. De kantonrechter wijst de vordering van IFA toe.
Ambtshalve toetsing op oneerlijke bepalingen, informatieverplichtingen en toets kredietwaardigheid
2.2.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn in de overeenkomst of de algemene voorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
2.3.
De kantonrechter heeft ook onderzocht of Otto destijds heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen die staan in de wet (boek 7, titel 2A, afdeling 1 van het Burgerlijk Wetboek). Uit de dagvaarding en de nadere toelichting die IFA heeft gegeven in de akte van 22 juli 2025 volgt dat Otto gedaagde in voldoende mate heeft geïnformeerd, althans een eventuele schending van de informatieplicht is niet ernstig genoeg om een deel van de eis af te wijzen.
2.4.
Tot slot heeft de kantonrechter onderzocht of Otto de kredietwaardigheid van gedaagde voldoende heeft getoetst. Ook hier blijkt uit de dagvaarding en de nadere toelichting van IFA in de akte van 22 juli 2025 dat dit het geval is.
Het resterende krediet is opeisbaar
2.5.
In het tussenvonnis van 19 juni 2025 heeft de kantonrechter overwogen dat uit de overgelegde brieven niet blijkt dat het krediet op een correcte manier is opgezegd. IFA heeft in haar akte nader toegelicht dat zij bevoegd was om de resterende kredietsom op te eisen bij een betalingsachterstand van ten minste twee maanden. Ook heeft zij er (nogmaals) op gewezen dat in de brief van Otto aan [gedaagde] van 16 mei 2022 (met als kop ‘opeisbaarstelling’) vermeld staat dat € 211,43 moet worden betaald. Dat was op dat moment het hele openstaande kredietbedrag. De kantonrechter oordeelt na de nadere toelichting van Otto, in afwijking van het oordeel in het tussenvonnis, dat het gehele restantbedrag opeisbaar is. Dit wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan IFA moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 82,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 366,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat IFA dat eist.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen € 272,01 met de contractuele rente vanaf 2 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van IFA worden begroot op € 366,545;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909