ECLI:NL:RBROT:2025:9664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/703018 / KG ZA 25-709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een geldvordering in kort geding met betrekking tot een partycentrum en de uitvoering van werkzaamheden door een aannemer

In deze zaak, die op 7 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiseres, eigenaar van een partycentrum, een voorschot op schadevergoeding van gedaagde, een aannemer, wegens niet-nakoming van een overeenkomst. Eiseres had gedaagde ingehuurd voor verbouwingswerkzaamheden aan haar partycentrum en had in totaal € 44.000,- aan aanbetalingen gedaan. Gedaagde had echter de werkzaamheden niet tijdig afgerond, wat leidde tot een geschil. Eiseres stelde dat gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen en eiste een schadevergoeding van € 90.659,-. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juli 2025, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat gedaagde ondeugdelijk werk had verricht of dat er een vordering op gedaagde bestond. De rechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van € 2.659,-. De uitspraak benadrukte de noodzaak van voldoende bewijs bij geldvorderingen in kort geding en de rol van restitutierisico's.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/703018 / KG ZA 25-709
Vonnis in kort geding van 7 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] H.O.D.N. [naam partycentrum],
wonende te Puttershoek,
eiseres,
advocaat mr. H.A. Groeneveld te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf],
wonende te Schiedam,
gedaagde,
advocaten mrs. P.S. Jonker en M.N. Landzaad te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 juli 2025;
  • de conclusie van antwoord;
  • producties 1 tot en met 15 van [eiseres];
  • producties 1 tot en met 7 van [gedaagde];
  • de spreekaantekeningen van [eiseres].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 24 juli 2025 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds medio 2024 eigenaar van een partycentrum in Kaatsheuvel, genaamd [naam partycentrum].
2.2.
Voor de verbouwing van het partycentrum schakelt [eiseres] [gedaagde] in. [gedaagde] stuurt [eiseres] op 30 januari 2025 een factuur waarop de volgende werkzaamheden staan:
“Maken tussenwand (5.50x3.60)
Bruidskamer
Entree zaal
Toiletruimte wanden plaatsen
Bar
Podium
Samenwerking sloopwerk
Stuc en sauswerk (460m2)
Tegelwerk vloer (600 m2)
Dichtzetten trap
Ex € 43.200,00
9%Btw € 9.072,00
totaalbedrag € 52.272,00”
Op de factuur staat dat voor aanvang van de werkzaamheden een aanbetaling van 50% gewenst is.
2.3.
[eiseres] betaalt op 31 januari 2025 € 20.000,- aan [gedaagde] en op 4 februari 2025
€ 14.000,-. Op verzoek van [gedaagde] betaalt [eiseres] op 4 maart 2025 nog € 10.000,- aan hem.
2.4.
[eiseres] stelt [gedaagde] op 6 mei 2025 in gebreke en verzoekt [gedaagde] dringend de in 2.2. weergegeven werkzaamheden te hervatten of het aanbetaalde bedrag van € 44.000,- terug te betalen aan [eiseres].
2.5.
[eiseres] laat op 3 juli 2025 beslag leggen op het aandeel van [gedaagde] in woningen in Schiedam.
2.6.
De advocaat van [eiseres] zet per brief van 4 juli 2025 de verplichting tot nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] om in de verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding, die in de brief wordt begroot op € 90.000,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
I. € 90.659,00 (€ 65.659,00 + € 25.000) als voorschot op de totaal verschuldigde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
II. de proces- en beslagkosten.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.2.
[eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. Dat volgt uit haar stellingen dat haar bedrijfsvoering stil ligt en zij momenteel niet over financiële middelen beschikt om een derde de werkzaamheden te laten afronden. Het is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] een vordering heeft op [gedaagde] en als dit al het geval is, hoe hoog die vordering dan is. Haar geldvordering wordt dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.3.
[eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] heeft afgesproken dat hij zijn werkzaamheden uiterlijk begin april 2025 moest hebben afgerond en dat [gedaagde] deze afspraak niet is nagekomen. Vervolgens heeft [gedaagde] de opdracht teruggegeven waardoor de verbouwing in het partycentrum nog steeds niet is afgerond.
[gedaagde] betwist dat partijen een opleverdatum zijn overeengekomen en stelt daartegenover dat hij veel werkzaamheden heeft uitgevoerd. Niet alle overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar dat komt omdat [eiseres] zelf van een deel van de werkzaamheden heeft afgezien, dan wel daar een andere invulling aan heeft willen geven. Ook heeft [eiseres] opdrachten gegeven tot meerwerk wat extra tijd heeft gekost. Bovendien heeft [eiseres] voor de grove werkzaamheden een andere aannemer ingeschakeld, Rottiné Groep. [gedaagde] kon pas verder met zijn werkzaamheden als die aannemer bepaalde werkzaamheden had afgerond.
4.4.
Gelet op de stellingen van partijen kan de voorzieningenrechter de, door [eiseres] gestelde, inhoud en omvang van de overeenkomst niet vaststellen. Omdat [gedaagde] betwist dat partijen mondeling een opleverdatum zijn overeengekomen, is niet komen vast te staan dat partijen een opleverdatum hebben afgesproken. Daarnaast twisten partijen over de vraag of [eiseres] opdrachten heeft gegeven tot meerwerk. [gedaagde] stelt dat hij het rachelwerk voor de plafonds heeft uitgevoerd, dat dat blijkt uit de materialen die hij heeft besteld alsook uit de facturen van Rottiné Groep, omdat Rottiné Groep de werkzaamheden die zij voor [eiseres] heeft verricht, heeft uitgesplitst op de facturen. Onder andere die werkzaamheden zijn volgens [gedaagde] geen onderdeel van de offerte. [eiseres] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij betwist immers alleen dat zij opdracht heeft gegeven voor meerwerk, maar gaat niet in op de stellingen van [gedaagde]. De foto’s die [eiseres] heeft overgelegd, leiden niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter kan aan de hand daarvan niet vaststellen wanneer de werkzaamheden op de foto’s zijn verricht en door wie. Daar komt bij dat [eiseres] zelf een WhatsApp gesprek met [gedaagde] heeft overgelegd, waarin zij vraagt om een prijsopgave van werkzaamheden aan het plafond, wat eerder het standpunt van [gedaagde] ondersteunt dan dat van haar.
4.5.
[eiseres] heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ondeugdelijk werk heeft verricht. Dat Rottiné Groep een hogere offerte heeft uitgebracht dan [gedaagde] voor (nagenoeg) dezelfde werkzaamheden, is geen onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] ondeugdelijk werk heeft verricht. Hooguit kan uit de door [eiseres] overgelegde foto’s worden afgeleid dat het werk niet af is. Dat betekent dat in een bodemprocedure, naast de inhoud en omvang van de (blijkbaar) verschillende overeenkomsten, moet worden vastgesteld of de verrichte werkzaamheden al dan niet deugdelijk waren en wat de gevolgen moeten zijn van het niet afronden van (bepaalde) werkzaamheden. Ten aanzien van de schadevergoeding overweegt de voorzieningenrechter dat die onvoldoende onderbouwd is. Dat [eiseres] minder omzet heeft gedraaid als gevolg van de verbouwing is mogelijk, maar overigens onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is het causale verband met de (kwaliteit en duur van de) werkzaamheden van [gedaagde], mede gelet op diens betwisting, onvoldoende aannemelijk gemaakt. [gedaagde] stelt immers dat het partycentrum over meerdere zalen beschikt die los van de ruimte die wordt verbouwd, kunnen worden gebruikt. [eiseres] heeft deze stelling onvoldoende weersproken.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de geldvordering van [eiseres] onvoldoende aannemelijk en daardoor niet toewijsbaar. In het midden kan blijven of sprake is van een restitutierisico.
4.7.
Ter zitting heeft [eiseres] haar vordering nog als volgt aangevuld. [gedaagde] moet, ook als de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, in de proceskosten worden veroordeeld, omdat [gedaagde] in de fase voor deze procedure niet op berichten van (de advocaat van [eiseres]) heeft gereageerd en pas een dag voor de zitting met een inhoudelijk verweer komt. De voorzieningenrechter wijst dit af, omdat zij van oordeel is dat de procedure niet nodeloos is aangewend. [eiseres] stelt niet dat eerdere kennis van het verweer van [gedaagde] ertoe had geleid dat zij deze procedure dan niet was gestart. Bovendien liggen de belangrijkste redenen voor afwijzing van de vorderingen in de risicosfeer van [eiseres]. [eiseres] wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.374,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.659,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 2.659,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.3608/2009