In deze zaak, die op 7 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiseres, eigenaar van een partycentrum, een voorschot op schadevergoeding van gedaagde, een aannemer, wegens niet-nakoming van een overeenkomst. Eiseres had gedaagde ingehuurd voor verbouwingswerkzaamheden aan haar partycentrum en had in totaal € 44.000,- aan aanbetalingen gedaan. Gedaagde had echter de werkzaamheden niet tijdig afgerond, wat leidde tot een geschil. Eiseres stelde dat gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen en eiste een schadevergoeding van € 90.659,-. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juli 2025, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat gedaagde ondeugdelijk werk had verricht of dat er een vordering op gedaagde bestond. De rechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van € 2.659,-. De uitspraak benadrukte de noodzaak van voldoende bewijs bij geldvorderingen in kort geding en de rol van restitutierisico's.