ECLI:NL:RBROT:2025:9674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
10-223944-24, 10-192532-24 en 10-408188-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor geweldsfeiten, waaronder poging tot doodslag en mishandeling van politieagenten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsfeiten binnen een jaar. De verdachte is veroordeeld voor vernieling, wederspannigheid, mishandeling en belediging van politieagenten, alsook voor de poging tot doodslag van zijn moeder. De feiten vonden plaats in de periode van 27 december 2023 tot 28 december 2024. De verdachte was ten tijde van de feiten psychotisch door drugsgebruik, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden voor gedragsbeïnvloeding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers, en de psychische problematiek van de verdachte, die voortkwam uit een combinatie van middelengebruik en psychische stoornissen. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-223944-24, 10-192532-24 en 10-408188-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentieadres],
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde met parketnummer
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer
  • partiële vrijspraak van het dichtdrukken en/of dichtgedrukt houden van de keel/hals van [slachtoffer] ten laste gelegd onder 1 met parketnummer 10-408188-24 en bewezenverklaring van het overige onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • de verdachte te ontslaan van alle rechtsgevolgen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-223944-24 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-408188-24;
  • veroordeling van de verdachte voor de overige feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 256 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden;
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
  • schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering t.a.v. feiten met parketnummer 10-223944-24
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. Aangevoerd is dat de verdachte heeft bekend dat hij op 27 december 2023 door twee slagbomen en een hekwerk is gereden van poort 18 van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport. De luchthaven heeft aangifte gedaan van de vernieling van de slagbomen en het hekwerk, dat gekwalificeerd kan worden als werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer, zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair als een gedraging strafbaar gesteld in artikel 163 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Feit 2, wederspannigheid, kan bewezen worden verklaard op grond van de processen-verbaal van de verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden. Dat de verdachte een andere beleving heeft aan de aanhouding doet daaraan niet af.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde vernieling van enig werk dienende voor het luchtverkeer. Aangevoerd is dat geen sprake is van ‘een werk dienende het luchtverkeer’ en tevens dat door die vernieling geen gevaar heeft bestaan voor de veiligheid van het luchtverkeer. Ten aanzien de onder 1 subsidiair ten laste gelegde vernieling ex artikel 350 Sr en de onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 27 december 2023 met zijn auto door twee slagbomen en een hekwerk van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport is gereden. De luchthaven heeft hiervan aangifte gedaan en de verdachte heeft dit ook bekend bij de politie en deze verklaring herhaald ter terechtzitting. Onder 1 primair is ten laste gelegde dat de verdachte op 27 december 2023 te Rotterdam slagbomen en/of een hekwerk, aan Rotterdam The Hague Airport toebehorende, dienende voor het luchtverkeer, heeft vernield. Hoewel dit op basis van het dossier kan worden bewezen, kwalificeren deze handelingen niet als de gedraging strafbaar gesteld in artikel 163 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten: “
Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig werk dienende voor het…luchtverkeer wordt vernield…,wordt gestraft…1°…met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie,
indien daardoor het verkeer onveilig wordt”. Aan de verdachte is onder 1 primair immers niet verweten dat door het vernielen van de slagbomen en het hekwerk het (lucht)verkeer onveilig is geworden. Nu niet aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving van artikel 163 sub 1 Sr is voldaan, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het onder 1 subsidiair (vernieling ex artikel 350 Sr) en 2 (wederspannigheid) ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Ten aanzien van de wederspannigheid hebben de verbalisanten ter plaatse geverbaliseerd dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding en de raadsvrouw heeft zich namens de verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. feiten met parketnummer 10-192532-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Aangevoerd is dat geen sprake is geweest van ambtenaren gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, omdat de ambtenaar die de verdachte heeft getaserd, enkele seconden voorafgaand aan zijn aanhouding door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], in strijd met de Ambtsinstructie handelde. Niet alleen is hierdoor sprake van een vormfout ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar dit maakt ook dat de verbalisanten vanaf dat moment niet meer in de rechtmatige uitoefening van hun bediening handelden.
Ten aanzien de onder 2 ten laste gelegde belediging heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 11 juni 2024 de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft geslagen. Verbalisant [verbalisant 1] werd in zijn gezicht geraakt en verbalisant [verbalisant 2] meermalen op zijn rug, arm en nek. Beiden hebben aangifte gedaan van mishandeling gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij wist dat hij werd aangehouden door de verbalisanten op 11 juni 2024 en dat hij de verbalisanten heeft geslagen uit boosheid, omdat hij wilde dat de politie hem los zou laten.
Voor zover tijdens het taseren van de verdachte door een derde verbalisant al in strijd met de Ambtsinstructie is gehandeld, dan raakt dat handelen niet het daarop volgende optreden van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Anders dan de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ten tijde van het door de verdachte toegepaste geweld handelden gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dat op grond van het vorenstaande de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De onder 2 ten laste gelegde belediging door de verbalisant [verbalisant 3] in haar gezicht te spugen is door de verdachte bekend en de raadsvrouw heeft zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering t.a.v. feiten met parketnummer 10-408188-24
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van zijn moeder, [slachtoffer] op 27/28 december 2024. Aangevoerd is dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van zijn moeder, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte heeft de opzet van meet af aan ontkend en gelet op de ten laste gelegde handelingen was er geen aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door het geweld zou komen te overlijden. Temeer nu het slachtoffer ter zitting heeft verklaard dat de verdachte haar niet heeft gewurgd en dat dat onterecht in haar aangifte is opgenomen. De verdachte dient van dit onderdeel van het ten laste gelegde onder 1 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
Ten aanzien het overige onder 1 subsidiair ten laste gelegd (zware mishandeling van zijn moeder) en de onder 2 ten laste gelegde bedreiging met de dood en/of zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte in de nacht van 27 op 28 december 2024 in Vlaardingen zijn moeder [slachtoffer] zo zwaar heeft mishandeld dat zij in het ziekenhuis op de spoedeisende hulp is beland. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte en verklaard welke geweldshandelingen zij, gepleegd door haar zoon, die nacht heeft moeten ondergaan. [slachtoffer] heeft meerdere (ernstige) verwondingen in haar gezicht en op haar lichaam, hersenletsel en gebroken botten opgelopen en meerdere operaties ondergaan als gevolg hiervan. De forensisch-arts heeft in de FARR-verklaring van 3 februari 2025 het letsel beschreven en daarnaast verklaard dat [slachtoffer] door het handelen van de verdachte potentieel levensbedreigend letsel met kans op blijvend letsel heeft opgelopen als gevolg van een hersenbloeding.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorenoverwogene wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van zijn moeder. Gelet op de door de verdachte gepleegde (en ten laste gelegde) geweldshandelingen, de leeftijd van [slachtoffer] (74 jaar) en het door de FARR-arts beschreven potentieel levensbedreigende letsel van [slachtoffer], heeft de verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van zijn handelen zou komen te overlijden. Daarmee heeft de verdachte dus opzet in voorwaardelijke zin gehad op het doden van zijn moeder.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het in een houdgreep nemen van de keel/hals van [slachtoffer] en deze dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden eveneens bewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer] haar verklaring ten tijde van haar aangifte oprecht en waarheidsgetrouw heeft afgelegd. Zij heeft toen tegenover de politie verklaard dat de verdachte haar pakte in de houdgreep, haar probeerde te wurgen en dat zij echt dacht dat hij haar ging vermoorden. Na de aangifte is [slachtoffer] nog enkele keren door de politie gehoord en ook toen is zij niet terug gekomen op de door haar verklaarde geweldhandelingen gepleegd door de verdachte. Dat er bij [slachtoffer] na afloop geen letsel is waargenomen dat zou kunnen duiden op verwurging, zoals gesteld door de officier van justitie, betekent niet dat de wurging niet heeft plaatsgevonden of dat de verwurging minder ernstig of minder gevaarlijk was. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slechts de helft van de mensen die gewurgd zijn hier zichtbare verwondingen aan de nek en/of het hoofd aan overhouden.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer] heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet meer alles van die nacht kan herinneren. Nu de raadsvrouw zich namens de verdachte heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit feit, zal dit feit zonder nadere aanvullende bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 10-223944-24.
Bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-223944-24;
  • de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-192532-24;
  • de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-408188-24.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten met de parketnummers
10-223944-24, 10-192532-24 en 10-408188-24 heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10-223944-24
1. subsidiair
hij op
of omstreeks27 december 2023 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk slagbo
(o)m
(en
)en
/ofeen hekwerk,
in elk geval enig
goed, dat/die
geheel of ten deleaan Rotterdam The Hague Airport
, in elk geval aan
een andertoebehoorde
(n
),heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks27 december 2023 te Rotterdam,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen
een ambtenaar en/ofambtenaren, [ambtenaar 1] en
/of[ambtenaar 2], beiden
werkzaam bij de Koninklijke
MaruchusseeMarechaussee, werkzaam in de rechtmatige uitoefening
van
zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
,
door geweldshandelingen
- zijn arm
(en
)terug te trekken en
/of,
- zich in tegengestelde richting te bewegen en
/of,
- door zich los te rukken en
/of
- te schoppen in de richting van voornoemde ambtenaren.
parketnummer 10-192532-24
1.
hij op
of omstreeks11 juni 2024 te Vlaardingen,
eenambtena
ar
en, [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2],
gedurende en
/ofterzake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun
bediening
heeft mishandeld door
-die [verbalisant 2] meermalen op zijn rug en
/ofnek en
/ofarm
en, althans het lichaamte
slaan en
/of
-die [verbalisant 1] meermalen in het gezicht
, althans het lichaam,te slaan;
2.
hij op
of omstreeks11 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 3], gedurende
of ter zake vande rechtmatige
uitoefening van
zijn/haar bediening,
in
zijn/haar tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door te spugen in het gezicht
, althans tegen het lichaam,van die [verbalisant 3].
parketnummer 10-408188-24
1. primair
hij
op ofomstreeks 27 december 2024 en
/of28 december 2024 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- meerdere malen
, althans eenmaal, met kracht in/tegen het gezicht en
/ofop/tegen
het hoofd en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen
en
/of
-
meerdere malen, althans eenmaal,met een hard voorwerp
in/tegen het gezicht
en/ofop
/tegenhet hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en
/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] in een
houtgreephoudgreepheeft genomen en
/ofheeft
dicht gedrukt en
/ofdicht gedrukt heeft gehouden en
/of
- met kracht op/in de ogen van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
/of
- ( een stuk van) de neus van die [slachtoffer] heeft afgebeten en
/of
- aan de oren en/of arm(en) en/of hand(en) van die [slachtoffer] heeft getrokken
en/of gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op ofomstreeks 27 december 2024 en
/of28 december 2024 te Vlaardingen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling,
door (met) een mes
, althans een scherp en /of puntig voorwerp, en /of een hamer
aan die [slachtoffer] te tonen en
/ofvoor die [slachtoffer] te gaan staan en
/ofdoor
die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- " je gaat dood, ik sla je kanker kop eraf." en
/of
- " ik kom hier om je af te maken" en
/of
- " dit is pas het begin want je hele neus gaat eraf. Daarna druk ik je ogen eruit en
draai ik je oren ervan af." en
/of
- zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, de handen van die [slachtoffer] er van
af wilde halen en
/ofdat hij, verdachte, die [slachtoffer] heel langzaam om het
leven wilde brengen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10-223944-24
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
2.
wederspannigheid;
parketnummer 10-192532-24
1.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening;
parketnummer 10-408188-24
1.
poging tot doodslag;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-223944-24 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-408188-24 ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging en volgt daarbij de onderbouwing van de psychiater in haar rapport van
14 april 2025 dat het handelen van de verdachte op die momenten in grote mate werd bepaald door verdachtes psychotische toestand met paranoïde wanen. Ten aanzien van de overige feiten is dat anders, omdat de verdachte over die momenten zelf anders heeft verklaard en meer bij zinnen lijkt te zijn gekomen. Zoals ook door de psychiater geadviseerd acht de officier van justitie de verdachte voor die feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 10-223944-24, 10-192532-24 en 10-408188-24 te ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte in alle gevallen heeft gehandeld vanuit een psychotisch toestandsbeeld waarbij de realiteitstoetsing van de verdachte ernstig was verstoord, evenals zijn oordeels- en kritiekvermogen en dat deze feiten hem daarom niet kunnen worden toegerekend, zoals ook door de psycholoog geadviseerd.
6.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de verdachte is door [naam 1], psychiater, een onderzoek naar zijn geestvermogens ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater op 14 april 2025 een rapport opgemaakt, welk rapport onder meer als conclusie vermeldt dat er bij de verdachte ten tijde van alle ten laste gelegde feiten – in meer of mindere mate – sprake was van een trauma gerelateerde stoornis, in combinatie met een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne (matig tot ernstig). Daarnaast was er bij de verdachte sprake van een psychotische stoornis door middelengebruik. De verdachte ontwikkelde als gevolg zijn drugsgebruik zogenaamde drugspsychoses met daarbij paranoïde wanen. De psychiater heeft geadviseerd het onder 1 ten laste gelegde feit (vernieling op 27 december 2023) met parketnummer 10-223944-24 en de onder 1 (poging tot doodslag) en 2 (bedreiging) ten laste gelegde feiten van 27/28 december 2024 met parketnummer 10-408188-24 niet aan de verdachte toe te rekenen, omdat deze feiten in grote mate werden bepaald door verdachtes psychotische toestand met paranoïde wanen. Daarnaast was ten tijde van het feit van 27 december 2023 de antipsychotische medicatie die de verdachte altijd nam, tijdelijk niet beschikbaar, waardoor hij een periode dit medicijn niet heeft kunnen nemen. Dit maakte dat de verdachte toen minder beschermd was tegen het ontwikkelen van psychotische symptomen.
De psychiater heeft geadviseerd de overige feiten de verdachte ten minste verminderd toe te rekenen. Bij deze feiten lijken ook psychotische belevingen een rol te spelen, maar tijdens het onderzoek door de psychiater ontkent de verdachte psychotisch te zijn geweest tijdens deze feiten. Ook is niet geheel duidelijk geworden of alleen psychotische belevingen een rol speelden bij deze feiten en of er ten tijde van de feiten op 11 juni 2024 (ten laste gelegd onder parketnummer 10-192532-24) ook een mengeling van trauma gerelateerde klachten een rol hebben gespeeld.
Ten aanzien van de verdachte is voorts door [naam 2], psycholoog, een onderzoek naar zijn geestvermogens ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog op 9 mei 2025 een rapport opgemaakt, dat onder meer als conclusie vermeldt dat er bij de verdachte ten tijde van alle hem ten laste gelegde feiten sprake was een al lang bestaande combinatie van psychiatrische pathologie (met name psychotische ontregeling en traumagerelateerde klachten) en middelenpathologie (cocaïne, cannabis en alcohol). Het betreft een complex samenspel en lastig te doorbreken vicieuze cirkel, waarbij de psychiatrische pathologie en het middelengebruik elkaar in stand houden en tevens versterken. De psycholoog heeft geadviseerd de ten laste gelegde feiten in zijn geheel niet aan de verdachte toe te rekenen. Als gevolg van het psychotisch toestandsbeeld op de momenten van alle hem ten laste gelegde feiten was de realiteitstoetsing van de verdachte ernstig verstoord, evenals zijn oordeels- en kritiekvermogen. Daarbij is van belang dat zijn middelengebruik als een vorm van zelfmedicatie dient te worden beschouwd en daarmee is het gebruik van middelen - naast het feit dat het een forse verslavingspathologie betreft- geen volledig vrije keuze van de verdachte geweest.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater ten aanzien van de vastgestelde geestvermogens van de verdachte, die worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, in zoverre over dat de rechtbank er (dus) van uitgaat dat de verdachte als gevolg van zijn drugsgebruik zogenaamde drugspsychoses met daarbij paranoïde wanen in de loop van jaren heeft ontwikkeld en dat die in meer of mindere mate hebben geleid tot de ten laste gelegde strafbare feiten. Met andere woorden: de verdachte kon door de psychoses op de momenten van de ten laste gelegde feiten niet begrijpen dat die feiten wederrechtelijk waren of hij was niet in staat in overeenstemming met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van die feiten te handelen.
Kunnen deze feiten dan aan de verdachte worden toegerekend of komt de verdachte een beroep op de schulduitsluitingsgrond in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht toe?
In dit kader stelt de rechtbank voorop dat gedragingen van de verdachte die aan het optreden van een stoornis zijn voorafgegaan, in bijzondere omstandigheden, in de weg kunnen staan aan het oordeel dat het feit niet aan hem kan worden toegerekend. Van zulke bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn als het optreden van de stoornis aan de verdachte zelf te wijten is geweest. Hierbij acht de rechtbank mede van belang wat de verdachte hierover zelf heeft verklaard.
Uit het dossier is ten eerste op te maken dat de verdachte reeds bij de politie tijdens zijn verhoor na het incident op de luchthaven op 27 december 2023 heeft verklaard dat hij in het jaar 2017, ondanks het innemen van antipsychotica, als gevolg van het gebruik van verdovende middelen in een psychose is beland en toen zijn eigen hand heeft afgesneden. In het verhoor op 29 december 2023 verklaarde de verdachte verder dat hij weet dat de triggers in zijn hoofd, die kunnen leiden tot een psychose, verergeren na gebruik van verdovende middelen en dat hij weet welke risico’s dat met zich meebrengt. Uit deze verklaring maakt de rechtbank op dat de verdachte sinds 2017 op de hoogte is van de risico’s die het gebruik van verdovende middelen met zich meebrengt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte voorts verklaard dat hij weet dat hij onder invloed van drugs psychotisch kan worden, maar dat hij desondanks dagelijks gebruikt, onder andere omdat hij daar rustig van wordt en tegen de pijn in zijn heup. De verdachte verklaarde voorts dat er ook periodes zijn geweest dat hij niet of minder drugs gebruikte, maar dat hij bijvoorbeeld na het winnen van één miljoen euro zichzelf heeft getrakteerd en dat bedrag onder meer heeft opgesnoven en goed heeft geleefd.
De rechtbank stelt gelet op de bovenstaande verklaringen van de verdachte vast dat de verdachte sinds 2017 reeds op de hoogte was van het effect dat gebruik van verdovende middelen heeft op zijn psychische toestand met daarbij kans op gewelddadig en riskant gedrag. Desondanks is hij doorgegaan met het gebruik van verdovende middelen. Ook na het incident op het vliegveld in 2023 en tijdens zijn aanhouding in juni 2024 en dat heeft uiteindelijk geresulteerd in de gewelddadige gebeurtenissen van eind december 2024 waarbij zijn moeder het slachtoffer is geworden.
De rechtbank is van oordeel dat deze bijzondere omstandigheden maken dat de verdachte strafrechtelijk - zij het gelet op de hiervoor beschreven problematiek van de verdachte in (sterk) verminderde mate - verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, omdat, gelet op het vorenoverwogene, de opgetreden psychoses tot op zekere hoogte mede aan hemzelf te wijten zijn geweest. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het rapport van de psycholoog blijkt dat het middelengebruik van de verdachte geen volledig vrije keuze – door de rechtbank begrepen als: deels vrije keuze - is geweest, hetgeen onderstreept dat hij toch op enig moment wel enige controle daarover heeft gehad en dat dat ook blijkt uit het feit dat er (volgens eigen zeggen) periodes zijn geweest dat de verdachte niet of minder gebruikte. De verdachte komt daarom geen geslaagd beroep op de schulduitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 39 Sr toe.
Er zijn overigens ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus – hoewel in sterk verminderde mate – strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsfeiten over een periode van een jaar. Op 27 december 2023 heeft hij slagbomen en een hekwerk van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport vernield door met zijn auto op hoge snelheid door een van de beveiligingspoorten te rijden. Dat heeft ervoor gezorgd dat meerdere vliegtuigen niet konden landen. Daarna heeft hij zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding, waardoor verbalisanten letsel hebben opgelopen. Voorts heeft de verdachte op 11 juni 2024 verbalisanten mishandeld en beledigd door twee van hen te slaan en één in het gezicht te spugen.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 27 op 28 december 2024 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en bedreiging van zijn moeder, waarbij zijn moeder zwaar lichamelijk (en potentieel dodelijk) letsel heeft opgelopen.
De verdachte heeft deze feiten gepleegd op het moment dat hij als gevolg van drugsgebruik in een psychose is geraakt. Er speelden bij de verdachte paranoïde wanen, waarbij hij ervan overtuigd was dat er allemaal zaken in zijn omgeving niet klopten, waarop hij in paniek raakte, zich onveilig voelde en daarna gewelddadig reageerde op de mensen in zijn nabijheid.
Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig leed toegebracht aan in de eerste plaats zijn moeder, zoals ook is gebleken uit haar slachtofferverklaring ter zitting. Ondanks dat zij haar zoon kan vergeven voor gedragingen die hij onder invloed van een psychose heeft begaan, ziet zij de gevolgen iedere dag in de spiegel.
Daarnaast heeft de verdachte ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisanten die slachtoffer zijn geworden van het gedrag van de verdachte. Enkelen zijn behandeld in het ziekenhuis voor hun verwondingen en een van hen heeft zich laten testen op mogelijk opgelopen infecties of virussen. Zoals verwoord in de toelichting van een van de vorderingen benadeelde partij mag van politieagenten enige weerbaarheid worden verwacht, maar het geweld dat de verdachte met buitensporige kracht heeft toegepast, heeft de politieagenten in hoge mate negatief belast in het uitoefenen van hun functie en went nooit. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte langer geleden is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder in 2007 voor geweldsmisdrijven (poging zware mishandeling en bedreiging van een politieambtenaar).
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 juli 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij alle ten laste gelegde feiten speelde het drugsgebruik van de verdachte en psychische decompensatie een rol. Zonder behandeling is het risico dat hij opnieuw middelen gaat gebruiken en psychisch ontregeld raakt groot. De reclassering adviseert positief over terbeschikkingstelling met de volgende voorwaarden. De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de volgende voorwaarden: geen strafbaar feit plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet zonder toestemming naar het buitenland, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, alcoholverbod en medewerken aan financiële dienstverlening. Tevens adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is aanwezig. Indien nodig zal er totdat er een plaats beschikbaar is in de beoogde klinische setting overbruggingszorg geregeld moeten worden. Divisie Individuele Zaken (DIZ) heeft vanaf de uitspraak doorgaans vier weken nodig om deze overbruggingszorg te realiseren.
Bij een veroordeling tot tbs of een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z Sr) op te leggen, gelet op de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten, de complexe problematiek, en het feit dat vrijwillige behandeling eerder ontoereikend is gebleken. Met de
oplegging van een GVM kan er langdurig toezicht worden gehouden op de verdachte na een mogelijke tbs-maatregel, indien nodig. De noodzaak van de tenuitvoerlegging van de GVM zal afhangen van de vorderingen die de verdachte zal maken en zal opnieuw beoordeeld worden tegen het einde van de tbs-maatregel.
Naast de inhoud van het onder alinea “6.3 Strafbaarheid van de verdachte” aangehaalde rapport van de psychiater G.B. Ruitinga, gedateerd 14 april 2025, houdt dat rapport voorts onder meer het volgende in.
Het risico op het plegen van feiten door de verdachte, zoals nu ten laste gelegd, wordt als matig tot hoog beoordeeld, indien hij zonder aanvullende behandeling uit detentie zou gaan. Continuering van het middelengebruik versterkt het risico op het ontstaan van een nieuwe psychose, ondanks het feit dat de verdachte grotendeels medicatietrouw lijkt. Een in standhoudende factor in het gebruik van cannabis en cocaïne zijn de in wisselende mate aanwezig zijnde traumagerelateerde symptomen, die de verdachte tracht te onderdrukken door gebruik van cannabis en cocaïne.
De psychiater is van mening dat een langdurige, intensieve behandeling in een forensische setting noodzakelijk is, gezien de complexe pathologie en het als matig tot hoog ingeschatte recidiverisico voor gewelddadig gedrag in de toekomst. Deze behandeling dient in aanvang
klinisch plaats te vinden. Gezien het feit dat hij voldoende motivatie aan de dag legt en hij ook blijk geeft enig inzicht in het ontstaan van zijn psychoses, ziet de psychiater voldoende aanknopingspunten om de geadviseerde hulpverlening op te leggen in het kader van een tbs met voorwaarden.
Naast de inhoud van het onder alinea “6.3 Strafbaarheid van de verdachte” aangehaalde rapport van de psycholoog [naam 2], gedateerd 9 mei 2025, houdt dat rapport voorts onder meer het volgende in.
De psycholoog schat het risico dat het bij de verdachte opnieuw tot gewelddadig gedrag komt, vooral op (middel)lange termijn, op de momenten dat hij psychotisch decompenseert als hoog in. De verdachte zal best geruime tijd, door medicatiegebruik en het besef dat hij geen middelen meer moet gebruiken, weer redelijk stabiel kunnen functioneren. Het risico dat hij echter terugvalt in middelengebruik, waardoor ook het risico op psychotische
decompensatie opnieuw verhoogd aanwezig is, is echter groot, temeer daar zoals beschreven een functie van zijn middelengebruik een vorm van zelfmedicatie is. Er is sprake van een onderliggende psychotische kwetsbaarheid, al dan niet versterkt door traumagerelateerde pathologie. Tegelijkertijd wordt daardoor weer zijn psychotische ontregeling uitgelokt. Deze vicieuze cirkel laat zich lastig doorbreken, zo is ook in het verleden wel gebleken. De psycholoog is, gezien het bovenstaande, van mening dat een klinisch traject binnen een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau (lees niveau FPK
)geïndiceerd is
bij de verdachte. Er zal vooral nog beter zicht moeten komen op het complexe samenspel tussen psychiatrische pathologie en middelenpathologie. Naast dat hij zijn medicatie moet blijven gebruiken, zal hij moeten leren abstinent te blijven van middelen. Zijn copingvaardigheden dienen te worden versterkt. Er zal ook aandacht moeten zijn voor zijn sociaalmaatschappelijk functioneren; uitbreiden dagbesteding, zicht houden op zijn financiën, sociaal netwerk uitbreiden. Na een voldoende klinische behandeling dient er een stapsgewijze resocialisatie plaats te vinden. Hierbij zal betrokkene langere tijd nazorg nodig hebben, om enerzijds een vangnet te hebben, maar tevens het geleerde in de praktijk te brengen. De psycholoog adviseert de verdachte deze behandeling op te leggen in het kader van een tbs met voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en tegelijkertijd rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van alle hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal tevens een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw zijn toevlucht te zoeken in het gebruik van verdovende middelen en op die manier te voorkomen opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de psycholoog en de psychiater, en zoals geadviseerd door de reclassering, dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de onder 1 met parketnummer 10-192532-24 en onder 1 en 2 met
parketnummer 10-408188-24 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 7 juli 2025, worden opgelegd. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te zullen meewerken aan deze door de reclassering vastgestelde voorwaarden.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten zoals bewezenverklaard. Om de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld en worden veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden. De straf wijkt af van de vordering van de officier van justitie gezien, met name, het oordeel van de rechtbank als hiervoor onder “6.3 Strafbaarheid van de verdachte” vermeld.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Beoordeling vordering Rotterdam The Hague Airport
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Rotterdam The Hague Airport ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-223944-24. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.694,32 aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De hoogte van de geleden materiële schade is op basis van een ingediende offerte van de opgelopen schade, gelet op de betwisting van de verdachte, onvoldoende komen vast te staan. Onderzoek daarnaar zou een nadere behandeling vereisen, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.2.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-192532-24. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,- aan immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit met parketnummer 10-192532-24 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-192532-24. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit met parketnummer 10-192532-24 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 10-192532-24. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,- aan immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit met parketnummer 10-192532-24 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ieder een schadevergoeding betalen van € 300,-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de door Rotterdam The Hague Airport gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 57, 180, 266, 267, 285, 287, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit met parketnummer 10-223944-24 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-223944-24, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-192532-24, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10-408188-24, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedragvan de ter beschikking gestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder ander in:
  • de ter beschikking gestelde zal zich melden op afspraken bij de reclassering, zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt;
  • de ter beschikking gestelde overhandigt een geldig identiteitsbewijs ter vaststelling van zijn identiteit;
  • de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto kan gebruikt worden voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht.
4. de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
5. de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urine- en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
6. de ter beschikking gestelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen in FPA of een FPK, althans een soortgelijke te indiceren zorginstelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
7. de ter beschikking gestelde zal zich laten behandelen door een zorgverlener die ambulante behandeling aanbiedt, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. Gelet op de problematiek kan onderdeel van de behandeling zijn dat de terbeschikkinggestelde voorgeschreven medicatie zal gebruiken. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
8. Als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
9. de ter beschikking gestelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
10. de ter beschikking gestelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en eventuele schulden. Indien nodig geacht werkt hij mee aan budgetbeheer.
11. de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
geeft aan Stichting Verslavingsreclassering GGZ te Eindhoven opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
verklaart de benadeelde partij
Rotterdam The Hague Airportniet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve [benadeelde partij 2] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 3] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve [benadeelde partij 3] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.C. Bos, voorzitter,
en mrs. J. van der Groen en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 augustus 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging 10-223944-24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Rotterdam slagbomen en/of een hekwerk,
in elk geval enig werk, die geheel of ten dele aan Rotterdam the Hague Airport
toebehoorde, dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer heeft
vernield, onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk slagbo(o)m(en) en/of een hekwerk, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan Rotterdam the Hague Airport, in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaar en/of ambtenaren, [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2], beiden
werkzaam bij de Koninklijke Maruchussee, werkzaam in de rechtmatige uitoefening
van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
door geweldshandelingen
- zijn arm(en) terug te trekken en/of,
- zich in tegengestelde richting te bewegen en/of,
- door zich los te rukken en/of
- te schoppen in de richting van voornoemde ambtenaren.
Tekst tenlastelegging 10-192532-24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Vlaardingen,
een ambtenaar, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening
heeft mishandeld door
-die [verbalisant 2] meermalen op zijn rug en/of nek en/of armen, althans het lichaam te
slaan en/of
-die [verbalisant 1] meermalen in het gezicht, althans het lichaam, te slaan;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 3], gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door te spugen in het gezicht, althans tegen het lichaam, van die [verbalisant 3].
Tekst tenlastelegging 10-408188-24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 december 2024 en/ of 28 december 2024 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- meerdere malen, althans eenmaal, met kracht in/tegen het gezicht en/of op/tegen
het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen
en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, met een hard voorwerp in/tegen het gezicht
en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en /of
- de keel/hals van die [slachtoffer] in een houtgreep heeft genomen en/ of heeft
dicht gedrukt en/of dicht gedrukt heeft gehouden en/of
- met kracht op/in de ogen van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of
- ( een stuk van) de neus van die [slachtoffer] heeft afgebeten en/of
- aan de oren en/of arm(en) en /of hand(en) van die [slachtoffer] heeft getrokken
en/of gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2024 en/of 28 december 2024 te Vlaardingen
aan zijn moeder, althans een persoon, [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) hersenbloeding(en) op meerdere plaatsen
tussen de buitenste twee hersenvliezen, het harde hersenvlies
en het spinnenwebvlies en/of een hersenkneuzing en/of een verbrijzeld neusbeen
en/of een gebroken neustussenschot en/of aangezichtsbreuken en/of een
afgebeten/kapotte neus en/ of gewrichts- en/of peesletsel in de hand, heeft
toegebracht door
- meerdere malen, althans eenmaal, met kracht in/tegen het gezicht en /of op/tegen
het hoofd en/ of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/ of te slaan en/ of
- meerdere malen, althans eenmaal, met een hard voorwerp in/tegen het gezicht
en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] in een houtgreep te nemen en/of dicht te
drukken en/ of dicht gedrukt te houden en/ of
- met kracht op/in de ogen van die [slachtoffer] te drukken en/of
- ( een stuk van) de neus van die [slachtoffer] af te bijten en/of
- aan de oren en/of arm(en) en /of hand(en) van die [slachtoffer] te trekken en /of
te draaien;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2024 en / of 28 december 2024 te Vlaardingen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door (met) een mes, althans een scherp en /of puntig voorwerp, en /of een hamer
aan die [slachtoffer] te tonen en /of voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of door
die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- " je gaat dood, ik sla je kanker kop eraf." en/ of
- " ik kom hier om je af te maken" en/of
- " dit is pas het begin want je hele neus gaat eraf. Daarna druk ik je ogen eruit en
draai ik je oren ervan af." en / of
- zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, de handen van die [slachtoffer] er van
af wilde halen en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer] heel langzaam om het
leven wilde brengen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.