ECLI:NL:RBROT:2025:9678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
10/290782-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel op verzoek van de veroordeelde

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1971 en gedetineerd in een inrichting voor stelselmatige daders, had een verzoek ingediend tot beëindiging van de ISD-maatregel die hem eerder was opgelegd voor de duur van twee jaren. Dit verzoek werd gedaan op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. F.G.J. Staals, aanwezig waren. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman beëindiging bepleitten, onder verwijzing naar de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde, zoals het aanvragen van een paspoort en het vinden van werk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van recidive. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde onvoldoende gemotiveerd is om zich in te zetten voor gedragsverandering en dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en overlast. Het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel is dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10/290782-23
Datum uitspraak: 28 juli 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
gedetineerd in [detentieadres].
Raadsman mr. F.G.J. Staals, advocaat te Amsterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 22 augustus 2024 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.

2.Procesverloop

Op 1 juli 2025 heeft de griffie van de rechtbank een verzoek als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv ontvangen. Het verzoek is namens de veroordeelde gedaan en strekt tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Op 22 juli 2025 heeft de directeur van de inrichting waar de veroordeelde verblijft (hierna: de directeur) een verklaring omtrent de stand van uitvoering van het plan van aanpak van de veroordeelde tot de ISD-maatregel opgemaakt (hierna: de verklaring van de inrichting).
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 28 juli 2025. De officier van justitie mr. N. Daalder, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord [naam], als senior casemanager ISD verbonden aan de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

3.Standpunten van partijen

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. De veroordeelde lijkt zich niet neer te willen leggen bij de reeds eerder genomen beslissing van de rechtbank tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel. Dat de hulpverlening niet tot stand komt, vormt naar het oordeel van het openbaar ministerie echter geen gegronde reden om de maatregel vroegtijdig te beëindigen.
De veroordeelde en de raadsman hebben beëindiging van de ISD-maatregel bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de veroordeelde gemotiveerd is om zijn leven op de rit te krijgen. Zo heeft de veroordeelde een paspoort aangevraagd, een rijbewijs ontvangen en een bankrekening geopend. Ook heeft de veroordeelde buiten de kliniek werk gevonden en staat hij ingeschreven voor een woning. De veroordeelde beschouwt zijn huidige leven als stabiel en er is geen sprake van middelengebruik. Bovendien is de veroordeelde niet teruggevallen in criminaliteit nadat hij medio 2024 uit detentie is ontslagen met een voorwaardelijke ISD-maatregel en zal de beëindiging van de ISD-maatregel niet leiden tot onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Voortzetting van de maatregel is bovendien niet zinvol door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt, nu tot op heden door de inrichting geen verblijfs- of trajectplan is opgesteld met als insteek wonen en werken.

4.Beoordeling door de rechtbank

Voor de beantwoording van de vraag of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is, dient allereerst te worden vastgesteld of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
De rechtbank is van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive. Bij de beoordeling heeft de rechtbank gelet op de verklaring van de inrichting, het strafrechtelijk verleden van de veroordeelde en hetgeen ter zitting door de partijen naar voren is gebracht. De veroordeelde is onvoldoende gemotiveerd om zich in te zetten voor gedragsverandering en heeft daartoe ter terechtzitting ook verklaard moe te zijn en niet mee te willen werken aan behandeling en begeleiding. De rechtbank ziet echter dat de veroordeelde hulp en begeleiding nodig heeft om vervolgstappen te kunnen zetten en om het recidiverisico te beperken. Indien de ISD-maatregel op dit moment zou eindigen en de veroordeelde zonder behandeling en begeleiding voor zijn problematiek terugkeert in de samenleving, is het recidiverisico onverminderd aanwezig. De rechtbank ziet hierin, alsmede in het feit dat voorafgaand aan de oplegging van de onderhavige ISD-maatregel reeds twee maal eerder een ISD-maatregel aan de veroordeelde is opgelegd, aanwijzingen om aan te nemen dat de opheffing van de ISD-maatregel zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden die buiten de macht van de veroordeelde liggen op grond waarvan voortzetting van de maatregel niet meer zinvol is. Uit het verslag van de inrichting komt immers naar voren dat een goede behandeling van veroordeelde met name niet van de grond komt omdat hij niet gemotiveerd is om mee te werken aan trainingen en gesprekken gericht op gedragsverandering en aanpak van zijn persoonlijkheidsproblematiek.
Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is dus nog altijd vereist. Er is geen grond om tot beëindiging van de maatregel over te gaan en het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en M. Nijboer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van deze beslissing is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.