ECLI:NL:RBROT:2025:9699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
83/142954-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door voormalig ambtenaar met aanzienlijke fiscale schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een voormalig ambtenaar die als zelfstandige (zzp’er) jarenlang geen aangifte of afdracht heeft gedaan van omzetbelasting en de winst uit onderneming niet heeft opgegeven voor de inkomstenbelasting. De verdachte, geboren in 1975, heeft gedurende een periode van meer dan vijf jaar belastingfraude gepleegd, wat heeft geleid tot een fiscaal nadeel van ongeveer 1,3 miljoen euro. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 700.000 euro. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op de belastingmoraal meegenomen. De verdachte heeft erkend dat hij zich niet aan de fiscale regels heeft gehouden en heeft geen blijk gegeven van inzicht in de schadelijkheid van zijn handelen. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte al geruime tijd op vrije voeten is en geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in acht genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/142954-23
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.W.J. Kerckhoffs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde aangifte inkomstenbelasting over 2017 en de onder 4 ten laste gelegde suppletie omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2023);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete ter hoogte van € 700.000,-, te vervangen door 365 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Feiten 1, 2 en 3

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard zoals hieronder vermeld.
Feit 4
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft een factuur met de daarbij gevoegde prestatieverklaring gericht aan de gemeente Wassenaar (DOC-046-01) valselijk opgemaakt.
4.2.2.
Beoordeling
DOC-046-01 is niet een factuur met een prestatieverklaring van [naam bedrijf] gericht aan de gemeente Wassenaar, maar een factuur gericht aan verdachte zelf. Daarom is het onder 4 ten laste gelegde op dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
, op één of meer tijdstippenin
de periode vanof omstreeks14 januari 2019 tot en met 30 april 2023 in Schiedam en/of Apeldoorn,
in elk geval in Nederland, (telkens
)opzettelijk
(een)bij de belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (ofmeer
) (digitale
)aangifte
(n
)voor de omzetbelasting over:
- het tweede kwartaal 2018 (DOC-017-02) en
/of
- het derde kwartaal 2018 (DOC-017-03) en
/of
- het derde kwartaal 2022 (DOC-018-02) en
/of
- het vierde kwartaal 2022 (DOC-18-03) en
/of
- het eerste kwartaal 2023 (DOC-18-04),
(telkens
)onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan, door
(telkens
)op
/in het/de
ingeleverde/ingediende aangifte
(n
)een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl dat
/diefeit
(en) (telkens
)ertoe strekte
(n)dat te weinig belasting wordt geheven;
2
hij
, op één of meer tijdstippenin
de periode vanof omstreeks16 april 2018 tot en met 6 maart 2023 in Schiedam en/of Apeldoorn,
in elk geval in Nederland,
(telkens
)opzettelijk
(een)bij de belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (ofmeer
) (digitale
)aangifte
(n
)voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over:
- het jaar 2017 (DOC-019-02) en/of
- het jaar 2018 (DOC-019-03) en
/of
- het jaar 2019 (DOC-019-04) en
/of
- het jaar 2020 (DOC-019-05) en
/of
- het jaar 2020 (DOC-019-06) en
/of
- het jaar 2021 (DOC-019-07) en
/of
- het jaar 2021 (DOC-019-08) en
/of
- het jaar 2022 (DOC-019-09) en
/of
(telkens
)onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan, door
(telkens
)op
/in het/de
ingeleverde/ingediende aangifte
(n
)een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op
te geven, terwijl dat
/diefeit
(en) (telkens
)ertoe strekte
(n)dat te weinig belasting wordt
geheven;
3
hij
, op één of meer tijdstippenin
de periode vanof omstreeks1 januari 2019 tot en met 12
september 2023 in Schiedam en/of Apeldoorn,
in elk geval in Nederland,
(telkens
)opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of
afgedragen, te weten de omzetbelasting over:
- het vierde kwartaal van 2018 en
/of
- het eerste en
/oftweede en
/ofderde en
/ofvierde kwartaal 2019 en
/of
- het eerste en
/oftweede en
/ofderde en
/ofvierde kwartaal 2020 en
/of
- het eerste en
/oftweede en
/ofderde en
/ofvierde kwartaal 2021 en
/of
- het eerste en
/ofhet tweede kwartaal 2022
(telkens
)niet
en/of gedeeltelijk niet en/of niet binnen de in de belastingwet gestelde
termijnheeft betaald;
4
hij, in de periode
van1 augustus 2023 tot en met 1 november 2023, te Schiedam,
althans
in Nederland,
eengeschrift
en, te weten
- een factuur van [naam bedrijf] met prestatieverklaring gericht
aan de gemeente Wassenaar (DOC-046-01) en /of
- een factuur van [naam bedrijf] met prestatieverklaring gericht
aan de gemeente Hilversum (DOC-037-01)
en/of
- een suppletie omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2023 (DOC-050-01),
diedatbestemd
wasom tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of doen opmaken
en/of heeft vervalst, toen en daar telkens valselijk in strijd met
de waarheid,
-
doorin de voornoemde factu
ur
envan [naam bedrijf] met
prestatieverklaring
engericht aan de
gemeente Wassenaar en/ofgemeente
Hilversum meer uren
op te nemendan op de vermelde data is gewerkt
en/of
- in de suppletie omzetbelasting le kwartaal 2023 een te laag bedrag aan omzet op
te nemen, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet betalen, meermalen gepleegd;
4.
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ruim vijf jaar lang schuldig gemaakt aan belastingfraude. In 2018 is hij tegen het einde van zijn dienstbetrekking bij de afdeling bouwvergunningen van de gemeente Leiden als zelfstandige aan de slag gegaan toen hij merkte dat hij met een eigen bedrijf meer geld kon verdienen. Hij heeft een eenmanszaak opgericht en heeft zich in die hoedanigheid door diverse gemeenten laten inhuren voor werkzaamheden rondom bouwvergunningen. Hij heeft echter de inkomsten uit deze onderneming niet opgegeven bij de Belastingdienst en hij heeft evenmin de door hem wel ontvangen omzetbelasting opgegeven en afgedragen. De Belastingdienst heeft als gevolg hiervan een fiscaal nadeel geleden van ruim € 1.300.000,-.
De verdachte heeft de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. De handelingen van de verdachte dragen daarnaast bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. Het onbestraft laten van belastingfraude kan ertoe leiden dat ook het normbesef vervaagt onder belastingplichtigen die wel aan hun verplichtingen voldoen. De handelingen van verdachte zijn louter ingegeven door hebzucht naar meer vermogen; of zoals hij het zelf zo treffend verwoordt: “In Turkije zeggen ze dat het genoeg is als je zand in je ogen hebt. Dan ben je dood”.
Daarnaast declareerde de verdachte – terwijl het onderzoek in deze zaak tegen hem al liep – nog werkzaamheden die hij zou hebben verricht voor de gemeente Hilversum op dagen waarop hij in deze zaak vastzat op een politiebureau. Het is dus onmogelijk dat verdachte die gedeclareerde werkzaamheden heeft verricht. Hij heeft een prestatieverklaring onjuist opgemaakt, waardoor via een digitaal systeem een factuur gericht aan de gemeente Hilversum werd opgemaakt. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte heeft zo misbruik gemaakt van het vertrouwen dat wordt en moet kunnen worden gesteld in de juistheid van de gegevens die ZZP’ers invoeren in het systeem waarmee zij hun gewerkte uren bij gemeenten declareren.
Zowel tijdens zijn verhoren bij de politie als tijdens de terechtzitting heeft de verdachte er geen blijk van gegeven het schadelijke en strafwaardige van zijn handelen in te zien. Inmiddels is de verdachte noodgedwongen bezig zijn belastingschulden terug te betalen; een deel van het illegaal verworven vermogen lijkt niet makkelijk te traceren. Ter zitting heeft hij wel verklaard zich voortaan strikt aan de (fiscale) regels te houden en zijn fiscale schulden volledig te zullen aflossen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 31 maart 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, de periode waarover het strafrechtelijke handelen heeft plaatsgevonden en het hoge benadelingsbedrag, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Daarbij dient dit voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het opleggen van een geldboete niet van toegevoegde waarde gelet op de fiscale consequenties die de verdachte naast dit strafproces al ondervindt van zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat de grond voor de voorlopige hechtenis, vrees voor herhaling, niet langer aanwezig is, De verdachte is reeds geruime tijd op vrije voeten en hij heeft in de tussenliggende periode geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Daarnaast wordt hem een straf opgelegd met een aanzienlijk voorwaardelijk deel, dat hem van het plegen van nieuwe strafbare feiten moet weerhouden. De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis daarom opheffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 69a en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks 14 januari 2019 tot en met 30 april
2023 in Schiedam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting over:
- het tweede kwartaal 2018 (DOC-017-02) en/of
- het derde kwartaal 2018 (DOC-017-03) en/of
- het derde kwartaal 2022 (DOC-018-02) en/of
- het vierde kwartaal 2022 (DOC-18-03) en/of
- het eerste kwartaal 2023 (DOC-18-04),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
2
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks 16 april 2018 tot en met 6 maart 2023
in Schiedam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over:
- het jaar 2017 (DOC-019-02) en/of
- het jaar 2018 (DOC-019-03) en/of
- het jaar 2019 (DOC-019-04) en/of
- het jaar 2020 (DOC-019-05) en/of
- het jaar 2020 (DOC-019-06) en/of
- het jaar 2021 (DOC-019-07) en/of
- het jaar 2021 (DOC-019-08) en/of
- het jaar 2022 (DOC-019-09) en/of
(telkens) onjuist en /of onvolledig heeft gedaan, door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op te geven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
3
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2019 tot en met 12 september 2023 in Schiedam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, te weten de omzetbelasting over:
- het vierde kwartaal van 2018 en/of
- het eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde kwartaal 2019 en/of
- het eerste en / of tweede en/ of derde en / of vierde kwartaal 2020 en/ of
- het eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde kwartaal 2021 en/of
- het eerste en/of het tweede kwartaal 2022
(telkens) niet en/of gedeeltelijk niet en/of niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald;
4
hij, in de periode 1 augustus 2023 tot en met 1 november 2023, te Schiedam, althans
in Nederland, geschriften, te weten
- een factuur van [naam bedrijf] met prestatieverklaring gericht
aan de gemeente Wassenaar (DOC-046-01) en/of
- een factuur van [naam bedrijf] met prestatieverklaring gericht
aan de gemeente Hilversum (DOC-037-01) en/of
- een suppletie omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2023 (DOC-050-01),
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of doen opmaken en/ of heeft vervalst, toen en daar telkens valselijk in strijd met
de waarheid,
- in de voornoemde facturen van [naam bedrijf] met prestatieverklaringen gericht aan de gemeente Wassenaar en/of gemeente Hilversum meer uren heeft opgenomen dan op de vermelde data is gewerkt en/of
- in de suppletie omzetbelasting le kwartaal 2023 een te laag bedrag aan omzet op te nemen, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.