ECLI:NL:RBROT:2025:9701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
10/065001-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van verdovende middelen met meer dan twee kilogram heroïne naar Frankrijk

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte meer dan twee kilogram heroïne heeft vervoerd in een personenauto op weg naar Frankrijk. De verdachte is op 2 maart 2025 aangehouden op de A16 te Ridderkerk, waar hij en zijn medeverdachte door de politie zijn gecontroleerd. Tijdens deze controle hebben de verbalisanten de verdachte toestemming gevraagd om de auto te doorzoeken, waarbij gebruik werd gemaakt van Google Translate om de communicatie te vergemakkelijken. De verdachte heeft ingestemd met de doorzoeking, waarna in de auto drie pakketten met heroïne zijn aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de doorzoeking rechtmatig was en dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim. De verdachte heeft bekend dat hij op de hoogte was van de heroïne in zijn auto en dat hij samen met de medeverdachte op weg was naar Frankrijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen telefoon verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de internationale drugshandel meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/065001-25
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1976,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[naam PI] ,
raadsvrouw mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest en dat er daarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Er wordt gesteld dat de verdachte toestemming heeft verleend, maar die toestemming is verleend zonder gebruik te maken van een beëdigd tolk; daarmee is de toestemming niet ondubbelzinnig, vrijwillig en weloverwogen gegeven. Daar komt bij dat aan de verdachte is verteld dat, als hij zijn medewerking niet zou verlenen, dit geen verschil zou maken, omdat de officier van justitie alsnog toestemming zou verlenen. De aangetroffen verdovende middelen, die tijdens de onrechtmatige doorzoeking zijn aangetroffen, moeten worden uitgesloten van het bewijs. Dit dient primair te leiden tot vrijspraak en subsidiair tot strafvermindering.
4.1.2.
Beoordeling
Op 2 maart 2025 omstreeks 01:10 uur zagen de verbalisanten een personenauto, voorzien van het Franse kenteken [kentekennummer] , met daarin twee inzittenden, op de A16 te Ridderkerk rijden. Zij gaven de bestuurder op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 een stopteken en vorderden vervolgens inzage in zijn rijbewijs. De bestuurder bleek de verdachte [verdachte] te zijn. De medeverdachte [medeverdachte] was de bijrijder. Bij gebrek aan een beschikbare (telefonische) tolk in de Franse taal hebben de verbalisanten via de applicatie Google Translate aan de verdachte [verdachte] toestemming gevraagd de auto te doorzoeken. Zij toonden hem de tekst: "Pouvons-nous fouiller votre véhicule?". Dit is letterlijk vanuit het Nederlands vertaald: "Mogen wij uw voertuig doorzoeken?". De verdachte reageerde vervolgens met "oui". Vervolgens toonde de verbalisant hem de tekst: "Si nous trouvons quelque chose de punissable dans votre véhicule, vous pourriez être arrêté". Dit is letterlijk vanuit het Nederlands vertaald: "Als wij iets strafbaars in uw voertuig aantreffen kunt u worden aangehouden". Opnieuw knikte de verdachte en antwoordde hij "oui". Tot slot toonde de verbalisant de zin "La recherche est volontaire et vous pouvez refuser". Dit is letterlijk vanuit het Nederlands vertaald: "De zoektocht is vrijwillig en u kunt weigeren". De verdachte knikte en antwoordde "oui".
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verbalisanten voldoende duidelijk aan de verdachte hebben gemaakt dat zij voornemens waren de auto op vrijwillige basis te doorzoeken en dat de verdachte hiermee heeft ingestemd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. Daar komt bij dat de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie heeft bevestigd dat hij toestemming heeft gegeven om zijn auto te doorzoeken. De rechtbank concludeert dat de doorzoeking van de auto rechtmatig heeft plaatsgevonden. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, zodat ook geen bewijsuitsluiting of strafvermindering zou moeten volgen.
In de auto van de verdachte werden door de verbalisanten drie pakketten met verdovende middelen aangetroffen, naar later blijkt 2227 gram heroïne. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting bekend dat hij wist dat hij heroïne in zijn auto vervoerde en dat hij daarmee onderweg was naar Frankrijk.
De verdachte en de medeverdachte zijn gezamenlijk vanuit Frankrijk naar Nederland gereden om vervolgens met de heroïne weer samen naar Frankrijk te rijden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank “medeplegen” bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks2 maart 2025 te Hendrik Ido Ambach
ten/of Ridderkerk
, althans
Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet
ongeveer
2227gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende
heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks2 maart 2025
te Hendrik Ido Ambacht en/of Ridderkerk, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer
2227gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. Zij hebben in een personenauto meer dan twee kilogram heroïne vervoerd en waren daarmee onderweg naar Frankrijk.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs verslavend is en dat het ernstig gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele vormen van (georganiseerde) criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en in stand houden van de internationale drugshandel. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen (financieel) voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en de verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft hierover geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon (Apple iPhone, goednummer [beslagnummer] ) zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: de telefoon (Apple iPhone, goednummer [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.A. Terstegge en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Hendrik Ido Ambach en/of Ridderkerk, althans
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet
ongeveer 2376 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Hendrik Ido Ambacht en/of Ridderkerk, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2376 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne zijnde heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.