ECLI:NL:RBROT:2025:9703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
10/065019-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van verdovende middelen met meer dan twee kilogram heroïne

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. De verdachte en de medeverdachte vervoerden meer dan twee kilogram heroïne in een personenauto op weg naar Frankrijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en dat hij daarover kon beschikken. De verdachte had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn rol en de reden van de reis, maar de rechtbank vond zijn verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen, en dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 26 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de telefoon van de verdachte verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/065019-25
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1970,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. N. Abraymi, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de heroïne. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde (verlengde) uitvoer niet is voltooid omdat de bestuurder van de auto in Nederland staande is gehouden, zodat hooguit een poging daartoe kan worden bewezen. Als de verdachte al betrokken is geweest, dan is dat hooguit als medeplichtige en niet als medepleger.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
Op 2 maart 2025 omstreeks 01:10 uur zagen de verbalisanten een personenauto, voorzien van het Franse kenteken [kentekennummer] , met daarin twee inzittenden, op de A16 te Ridderkerk rijden. Zij gaven de bestuurder op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 een stopteken en vorderden vervolgens inzage in zijn rijbewijs. De bestuurder bleek de medeverdachte [medeverdachte] te zijn. De verdachte [verdachte] was de bijrijder. Bij gebrek aan een beschikbare (telefonische) tolk in de Franse taal hebben de verbalisanten via de applicatie Google Translate aan de medeverdachte [medeverdachte] toestemming gevraagd de auto te doorzoeken. De medeverdachte heeft hiervoor toestemming gegeven. In de auto van de verdachte werden door de verbalisanten drie pakketten met verdovende middelen aangetroffen, naar later blijkt 2227 gram heroïne.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en dat hij daarover kon beschikken.
De verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de reden van zijn reis naar Nederland. Ter terechtzitting heeft de verdachte toegegeven dat zijn eerdere verklaringen gelogen waren. Op zitting heeft hij verklaard dat de medeverdachte hem heeft gevraagd om met hem mee te gaan omdat hij iets moest ophalen in Rotterdam. De verdachte wist niet wat zij gingen doen. Hij en de medeverdachte zaten met zijn tweeën in de auto. Toen zij in de buurt van een voetbalstadion waren, is de medeverdachte [medeverdachte] uit de auto gestapt. Enige tijd later kwam hij terug en legde hij een pakketje achterin de auto. De verdachte wist niet dat dit heroïne betrof.
Daartegenover staat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bij de politie dat hij de verdachte, zij het vaag, had verteld wat zij gingen doen en dat zij samen naar Nederland zijn gegaan om drugs te halen. Zij hadden een afspraak met een man bij het Feyenoordstadion. De man is met hen beiden meegelopen naar een woning en vervolgens zijn zij met zijn drieën de woning binnengegaan. In de woonkamer gaf de man hun de pakketjes met heroïne. De medeverdachte heeft de pakketjes vervolgens in de auto gelegd, waarna zij samen richting Frankrijk zijn gereden.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte, dat hij niet bekend was met de heroïne in de auto, onaannemelijk en ongeloofwaardig voorkomt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de verdachte helemaal vanuit Frankrijk met de medeverdachte mee naar Rotterdam is gereden, terwijl hij niet wist wat de reden daarvoor was. Uit onderzoek in de telefoon van de verdachte blijkt bovendien dat deze op 1 maart 2025 omstreeks 17:47 uur – enkele uren voordat hij Nederland binnen is gereden – is uitgezet en gereset en vervolgens weer aan is gezet. Kort daarvoor is ook de Google locatie historie uitgezet, terwijl deze historische gegevens al jaren aanstonden in de telefoon.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen in de personenauto en dat hij daarmee, samen met de medeverdachte, onderweg was naar Frankrijk. De verdachte heeft daarmee opzet gehad op het uitvoeren en het vervoeren van de verdovende middelen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank “medeplegen” bewezen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat slechts sprake was van een
pogingtot (verlengde) uitvoer. Onder verlengde uitvoer wordt verstaan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen; ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet omvat dit tevens het met bestemming naar het buitenland vervoeren. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van verlengde uitvoer is dan ook niet vereist dat de verdovende middelen Nederland daadwerkelijk hebben verlaten.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks2 maart 2025 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Ridderkerk,
althans
Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet
ongeveer
2227gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende
heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks2 maart 2025
te Hendrik Ido Ambacht en/of Ridderkerk, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer
2227gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal
bevattende heroïne zijnde heroïne
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. Verdachte en medeverdachte hebben in een personenauto meer dan twee kilogram heroïne vervoerd; zij waren daarmee onderweg naar Frankrijk.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs verslavend is en dat het ernstig gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele vormen van (georganiseerde) criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en in stand houden van de internationale drugshandel. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen (financieel) voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft om teruggave van de telefoon verzocht.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon (Redmi, goednummer [beslagnummer] ) zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: de telefoon (Redmi, goednummer [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.A. Terstegge en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Ridderkerk,
althans Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet
ongeveer 2376 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Hendrik Ido Ambacht en/of Ridderkerk,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2376 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne zijnde heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.