Uitspraak
,
Rechtbank Rotterdam
Op 21 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een individu, geboren in 1998. De rechtbank had eerder, op 8 december 2022, de terbeschikkingstelling gelast vanwege diefstal met bedreiging van geweld en afpersing. De termijn van de terbeschikkingstelling was begonnen op 19 juli 2023. Op 28 mei 2025 ontving de rechtbank een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze vordering werd behandeld op een openbare zitting op 21 juli 2025, waarbij de ter beschikking gestelde, zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, en deskundigen werden gehoord. De psycholoog en de reclassering adviseerden beide om de terbeschikkingstelling niet te verlengen, gezien de positieve ontwikkeling van de ter beschikking gestelde in de afgelopen twee jaar. De rechtbank concludeerde dat het recidivegevaar laag was en dat de ter beschikking gestelde in staat was een stabiel leven op te bouwen. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af, omdat de veiligheid van anderen geen verlenging van de maatregel eiste. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.