ECLI:NL:RBROT:2025:9725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/274
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder Ziggo Services B.V., maar deze laatste weigerde in te stemmen met het aanbod. De verzoeker had een nulaanbod gedaan, wat inhoudt dat hij geen aflossingen kon bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid was over de mate van arbeidsongeschiktheid van de verzoeker, die door het UWV was vastgesteld op 40-50%. De verzoeker had bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, maar de bezwaarprocedure was al bijna een jaar aan de gang zonder resultaat. De rechtbank oordeelde dat het aanbod van de verzoeker niet het maximaal haalbare was en dat de belangen van Ziggo, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigde, zwaarder wogen dan die van de verzoeker. De rechtbank heeft daarom het verzoek om Ziggo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 5 juni 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 18 februari 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Ziggo Services B.V., in behandeling bij LAVG, (hierna: Ziggo),
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ziggo heeft voorafgaand aan de zitting op 20 mei 2025 een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 22 mei 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee preferente schuldeisers met twee vorderingen en negen concurrente schuldeisers met twaalf vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 18.827,73 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 11 november 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een saneringskrediet zonder afloscapaciteit tegen finale kwijting (nulaanbod).
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Verzoeker is voor 40-50% arbeidsongeschikt verklaard door het UWV. Verzoeker heeft zijn rug ernstig overbelast en beschadigd waardoor hij chronische pijn heeft. Verzoeker meent daarom voor een hoger percentage arbeidsongeschikt te zijn. Hij heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat de bezwaarprocedure al bijna één jaar duurt. Verzoeker heeft hiervoor recentelijk een eenmalige vergoeding van € 1.442,- voor ontvangen van het UWV. Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat de specificatie van deze vergoeding is opgevraagd en dat zij gaat uitzoeken of dit bedrag toekomt aan de schuldeisers of dat de vergoeding aan verzoeker toekomt.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Ziggo stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 3.057,95 op verzoeker, welke 16,24% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Ziggo stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Ziggo stelt dat een wettelijke schuldsaneringsregeling betere vooruitzichten en waarborgen biedt voor de schuldeisers dan het huidige aanbod. Daarnaast is Ziggo van mening dat bij een nulaanbod geen enkel belang bestaat om in te stemmen met het voorstel. Bovendien ontvangt Ziggo nu maandelijks bedragen uit het gelegde beslag. In de visie van Ziggo heeft verzoeker voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een WIA-uitkering, waarbij schuldhulpverlening niet heeft onderbouwd waarom de inkomenspositie van verzoeker komende tijd niet zou kunnen verbeteren c.q. waarom verzoeker niet volledig zou kunnen werken. Een medische onderbouwing waaruit de situatie van verzoeker blijkt of een vrijstelling van de sollicitatieplicht van het UWV zijn niet verstrekt.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Ziggo bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Ziggo in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Ziggo een aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 16,24% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Ziggo in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet zonder uitbetaling gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een WIA-uitkering op basis van 40-50% arbeidsongeschiktheid. Verzoeker meent voor een hoger percentage arbeidsongeschikt te zijn. Om die reden is hij in bezwaar gegaan tegen de beslissing van het UWV. De bezwaarprocedure duurt echter al bijna één jaar. Er is op dit moment nog steeds geen duidelijkheid over de precieze mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker. Indien het bezwaar van verzoeker wordt gehonoreerd en hij zou voor een hoger percentage arbeidsongeschikt worden verklaard ontvangt hij ook een hoger bedrag aan WIA-uitkering. Als de mate van arbeidsongeschiktheid niet door het UWV wordt aangepast, dan zal verzoeker aanvullend moeten gaan werken. Deze omstandigheden kunnen invloed hebben op zijn afloscapaciteit. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Ziggo als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Ziggo te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.