ECLI:NL:RBROT:2025:9727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25-275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met betrekking tot een problematische schuldensituatie

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, maar zonder een eerdere ingangsdatum vast te stellen. De heer [verzoeker] verkeerde in een situatie van 40-50% arbeidsongeschiktheid, en er was onduidelijkheid over zijn inspanningsverplichting en aflossingscapaciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, maar dat er onvoldoende bewijs was om een eerdere ingangsdatum te rechtvaardigen. De rechtbank benoemde mr. E.A. Vroom als rechter-commissaris en mr. W.P. Groenendijk als bewindvoerder. De WSNP zal ingaan op 5 juni 2025 en eindigen op 5 december 2026, mits de heer [verzoeker] zich houdt aan de verplichtingen die de regeling met zich meebrengt. De rechtbank benadrukte dat de heer [verzoeker] zijn verplichtingen moet nakomen om in aanmerking te komen voor de 'schone lei' aan het einde van het traject.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
5 juni 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats]
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
Dit verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 22 mei 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- verzoeker,
- mevrouw [persoon A] , schuldhulpverlener bij Geldplein.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.3.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
2.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9
De rechtbank kan op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. Verzoeker is voor 40-50% arbeidsongeschikt verklaard door het UWV. Verzoeker meent voor een hoger percentage arbeidsongeschikt te zijn en heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV. De bezwaarprocedure loopt nog. De mate van de arbeidsongeschiktheid van verzoeker is thans nog onduidelijk. Verzoeker is thans deels arbeidsongeschikt. Hij heeft niet aanvullend gesolliciteerd. De rechtbank kan in dit geval niet vaststellen of verzoeker zijn inspanningsverplichting is nagekomen.
2.10.
Voor wat betreft de afdrachtplicht merkt de rechtbank op dat uit het vtlb per juli 2024 blijkt dat verzoeker een aflossingscapaciteit heeft van € 313,76. Op
11 november 2024 is een nulaanbod aan de schuldeisers gedaan. Met ingang van
1 januari 2025 is de afloscapaciteit blijkbaar gedaald naar nihil, omdat het inkomen van de heer [verzoeker] is gedaald. De reden van deze inkomensdaling is niet bekend. Nu behoudens één inkomensspecificatie over de maand januari 2025 de vtlb-berekeningen niet met stukken zijn onderbouwd, kan de rechtbank niet beoordelen of de heer [verzoeker] de verplichting om zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen, heeft nageleefd. Te meer nu uit de vltb-berekening vanaf juli 2024 blijkt dat de heer [verzoeker] wel een afloscapaciteit heeft.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. E.A. Vroom
en tot bewindvoerder mr. W.P. Groenendijk,
gevestigd te Postbus 324,
3330 AH Zwijndrecht;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 5 juni 2025 en de einddatum op 5 december 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van verzoeker in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. C. de Jong, rechter, in samenwerking met I. van Gemerde, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025. [1]