ECLI:NL:RBROT:2025:9741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1216 - FT RK 25/1217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurtermijnen en schuldsanering

Op 8 juli 2025 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 18 juli 2025 bepaald. Verweerster, een stichting, is niet verschenen op de zitting. Verzoeker, die als ZZP'er werkt, heeft aangegeven dat hij in een schuldenproblematiek verkeert en hulp heeft ingeschakeld van Zuidweg & Partners voor een minnelijke schuldregeling. Hij heeft recent twee huurtermijnen betaald en heeft voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, gezien de ontruiming die op 10 juli 2025 zou plaatsvinden. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die de ontruiming wilde doorzetten. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met voorwaarden, en heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 25 juli 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 8 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 9 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 18 juli 2025.
Ter zitting van 18 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten, advocaat van verzoeker.
[naam stichting], gevestigd te Sliedrecht (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker wenst een oplossing voor zijn schuldenproblematiek. Hij heeft zich daarom gemeld bij JAW advocaten en bij Zuidweg & Partners. Zuidweg & Partners zal verzoeker helpen om een minnelijke schuldregeling tussen hem en zijn schuldeisers tot stand te laten komen. De advocaat van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat Zuidweg & Partners verwacht dat dit binnen zes maanden haalbaar is.
Verzoeker heeft een eigen onderneming. Hij had daaruit gedurende een periode geen inkomsten, omdat hij in het ziekenhuis heeft gelegen. Zijn opdrachtgever heeft in die periode de opdracht stopgezet. Op dit moment heeft hij meerdere opdrachten. Met die opdrachten heeft hij voldoende inkomsten om zijn huurtermijnen te voldoen. Verzoeker heeft op 2 juli 2025 twee huurtermijnen betaald. Hij heeft met die betaling bedoeld de huur van juni 2025 en juli 2025 te voldoen, aldus zijn advocaat. Verder is hij met Zuiweg & Partners in gesprek om budgetbeheer op te starten.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2025 heeft overgelegd tot ontruiming van de woning van verzoeker en een kopie van het exploot van 20 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 10 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft twee huurtermijnen betaald op 2 juli 2025. In dat kader is ter zitting gebleken dat deze betaling ziet op de huurtermijnen van de maanden juni en juli 2025. Verzoeker werkt verder op dit moment als ZZP’er. Hij heeft meerdere opdrachten lopen. Daarmee heeft hij, zo blijkt uit de overgelegde facturen en verklaringen van verzoeker en zijn advocaat ter zitting, voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 mei 2025 opgemaakte proces-verbaal van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 9 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.