ECLI:NL:RBROT:2025:9758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/376 en FT RK 25/377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft veertien schuldeisers, waarvan één preferente en dertien concurrente, met een totale vordering van € 81.354,13. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden, bestaande uit een saneringskrediet zonder afloscapaciteit, wat resulteert in een nulaanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat dertien van de veertien schuldeisers instemden met de regeling, met uitzondering van Kinderopvang het Steigertje, die een vordering van € 3.236,78 heeft en weigerde in te stemmen.

Tijdens de zitting op 12 juni 2025 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die onder behandeling is voor psychische problemen en geen betaald werk heeft, afgewogen tegen de belangen van Kinderopvang het Steigertje. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige financiële situatie en de verwachting dat haar inkomenspositie op korte termijn niet zal veranderen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Kinderopvang het Steigertje. Daarom is het verzoek om Kinderopvang het Steigertje te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Kinderopvang het Steigertje is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 19 juni 2025
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 6 maart 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Stichting Kinderopvang het Steigertje, in behandeling bij Coeo Incasso B.V. (hierna: Kinderopvang het Steigertje);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 12 juni 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan één preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 81.354,13 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 26 november 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een saneringskrediet zonder afloscapaciteit tegen finale kwijting (nulaanbod). De schuldenlast bedroeg op dat moment € 69.938,13. Verzoekster heeft vervolgens bij brief van 10 december 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een saneringskrediet zonder afloscapaciteit tegen finale kwijting (nulaanbod). De schuldenlast bedroeg op dat moment € 81.928,93.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft verklaard dat zij lijdt aan een depressie en daarnaast angst- en paniekaanvallen heeft. Zij is hiervoor onder begeleiding bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Verzoekster verklaart dat zij in maart 2025 is doorverwezen naar een specialist en heeft een telefonisch consult gehad. Zij is op dit moment in afwachting van een verdere afspraak en staat op de wachtlijst. Verzoekster was door de gemeente ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 13 mei 2025. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar werkcoach op dit moment verlof heeft tot 24 juni 2025 maar dat zij na haar verlof een afspraak heeft staan om de ontheffing van de sollicitatieplicht te verlengen. Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoekster – zij verwacht dat de afloscapaciteit van verzoekster op korte termijn niet zal wijzigen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Kinderopvang het Steigertje stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 3.236,78 op verzoekster, welke 4,0% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Kinderopvang het Steigertje geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Kinderopvang het Steigertje bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Kinderopvang het Steigertje in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Kinderopvang het Steigertje een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,0%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster was door de gemeente Rotterdam ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 13 mei 2025. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij na de verlofperiode van haar werkcoach een afspraak met haar heeft om de ontheffing van de sollicitatieplicht te verlengen. Daarnaast heeft verzoekster ter zitting verklaard dat zij kampt met een depressie en last heeft van angst- en paniekaanvallen. Hiervoor staat zij onder behandeling bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Ze is voor haar problemen doorverwezen naar een specialist. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoekster – niet verwacht dat verzoekster op korte termijn meer inkomsten kan genereren waardoor haar afloscapaciteit zal gaan toenemen. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Kinderopvang het Steigertje, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Kinderopvang het Steigertje te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Kinderopvang het Steigertje zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Kinderopvang het Steigertje om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Kinderopvang het Steigertje in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.