ECLI:NL:RBROT:2025:9806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25-306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zonder eerdere ingangsdatum

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker geen aanbod heeft gedaan aan schuldeisers voor een buitengerechtelijke schuldregeling, maar heeft geoordeeld dat dit niet aan de ontvankelijkheid van het verzoek in de weg staat. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst geen medewerking wilde verlenen aan een minnelijk traject, waardoor de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.

De rechtbank heeft vervolgens de goede trouw van de verzoeker beoordeeld. Hoewel de verzoeker schulden heeft bij de Belastingdienst en het CJIB, heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden die tot deze schulden hebben geleid, onder controle zijn gekomen. De onderneming van de verzoeker is gestaakt en de auto die aan de boetes ten grondslag lag, is niet langer in zijn bezit. De rechtbank heeft daarom besloten de verzoeker toe te laten tot de WSNP, met inachtneming van de verplichtingen die hieraan verbonden zijn.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 1 augustus 2025 en de einddatum op 1 februari 2027. Tevens is mr. J.T.P. Pot benoemd tot rechter-commissaris en is er een bewindvoerder aangesteld om toezicht te houden op de naleving van de verplichtingen door de verzoeker. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de verzoeker zich moet houden aan de verplichtingen die de WSNP met zich meebrengt, waaronder het niet laten ontstaan van nieuwe schulden en het voldoen aan de informatieverplichting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
1 augustus 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 25 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [naam 1], partner en gevolmachtigde van [verzoeker],
- mevrouw L.M. Kleijn, schuldhulpverlener,
- de heer J.M. Guijt, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
Ter zitting zijn aanvullende stukken overgelegd.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid

2.1.
Om toegelaten te worden tot de WSNP, dient [verzoeker] in beginsel eerst een buitengerechtelijke schuldregeling te beproeven. Dit vereiste vervalt indien aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.
2.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens [verzoeker] geen aanbod heeft gedaan aan de schuldeisers om tot een minnelijke regeling te komen. In plaats daarvan is direct een WSNP-verzoek ingediend. De reden hiervoor is dat niet alle aangiftes van de omzetbelasting zijn gedaan. De Belastingdienst wil daarom niet meewerken aan een schuldregeling.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie het ontbreken van een poging om tot een minnelijke regeling te komen, niet aan de ontvankelijkheid van het verzoek in de weg staat. Het is voldoende aannemelijk geworden dat de Belastingdienst geen medewerking wilde verlenen aan het minnelijk traject. [verzoeker] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
De toelating
2.4.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.5.
[verzoeker] wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw toets
2.6.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
2.7.
Gebleken is dat [verzoeker] schulden heeft laten ontstaan bij de Belastingdienst. Het gaat dan in het bijzonder om inkomstenbelasting, omzetbelasting en motorrijtuigbelasting. Verder heeft [verzoeker] schulden bij het CJIB. Dit betreft onder meer meerdere verkeersboetes. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en/of onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.8.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b Fw) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De onderneming is inmiddels gestaakt. De auto waarmee de boetes waren gereden, was geleased vanuit de onderneming. Die auto is na beëindiging van de leaseovereenkomst niet langer in het bezit van [verzoeker]. Ter zitting is namens [verzoeker] verklaard dat [verzoeker] zelf niet in de leaseauto heeft gereden. De boetes zijn gemaakt door een derde. De boetes kwamen echter op naam van [verzoeker] te staan, omdat de auto vanuit de onderneming op zijn naam stond geregistreerd. De omstandigheden die tot de schulden hebben geleid, zijn door het staken van de onderneming en het beëindigen van de leaseovereenkomst evenwel weggenomen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de schulden zoals die zijn ontstaan bij de Belastingdienst en het CJIB op dit moment niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg staan. Bij de rechtbank is het vertrouwen ontstaan dat [verzoeker] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.9.
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.10.
Als [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.11.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
Bevoegdheid
2.12.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.13.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.14.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.15.
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. Zo ontbrekende de onderliggende stukken van de vtlb-berekening, zodat deze niet gecontroleerd kan worden. Bovendien heeft [verzoeker] een rechtstreeks verzoek tot toepassing van de WSNP ingediend zonder dat er in het minnelijk traject een aanbod is gedaan aan de schuldeisers. De rechtbank ziet daarom in dit geval geen aanknopingspunten om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
2.16.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]-1945 te [geboorteplaats],
wonende te [adres];
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam 1], [handelsnaam 2],
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder [naam 2],
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 1 augustus 2025 en de einddatum op 1 februari 2027;
- draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025. [1]