In deze zaak heeft verzoekster op 8 mei 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 12 juni 2025 bepaald. Tijdens de zitting is verzoekster, die in juni 2024 haar baan verloor, gehoord. Ondanks dat zij sinds 3 juni 2025 weer werk heeft, is er twijfel over haar financiële stabiliteit, aangezien zij in haar proeftijd zit en eerder geen goede indruk heeft gemaakt op schuldhulpverlening. Verweerster, de verhuurder, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat verzoekster niet inziet dat zij hulp nodig heeft en dat zij geen huurbetalingen heeft gedaan sinds mei 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat verzoekster in staat zal zijn om haar huurbetalingen tijdig te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juni 2025.