Op 7 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een zorgmachtiging voor een betrokkene met een zeldzame neurocognitieve stoornis. De officier van justitie had op 22 juli 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1961, vertoont ernstige psychische en gedragsproblemen, waaronder een maniform beeld en agressief gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, zijn echtgenote en een vriend van de familie aanwezig, terwijl de officier van justitie niet verscheen.
De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De betrokkene is niet in staat om zichzelf adequaat te verzorgen en verzet zich tegen vrijwillige zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de uitspraak, en bepaalt dat de betrokkene onderworpen kan worden aan verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van voeding en medicatie, beperking van bewegingsvrijheid en toezicht.
De rechtbank heeft de overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De zorgmachtiging is verleend met het doel om ernstig nadeel af te wenden en de veiligheid van de betrokkene te waarborgen. De beschikking is op 7 augustus 2025 mondeling gegeven door rechter B.J.M.P. Cremers en op 14 augustus 2025 schriftelijk uitgewerkt.