ECLI:NL:RBROT:2025:9848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
10-651041-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij de officier van justitie, mr. R.P.L. van Loon, een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Voorafgaand aan de zitting zijn er procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. van Stratum. Tijdens de zitting is de rechtbank geïnformeerd over deze afspraken en de inhoudelijke strafzaak, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor het dealen van harddrugs, het voorhanden hebben van harddrugs en deelname aan een criminele organisatie.

De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende strafrechtelijk belang is bij de ontnemingsvordering. Dit is mede gebaseerd op de procesafspraak dat de veroordeelde afstand doet van de in beslag genomen goederen of de tegenwaarde daarvan. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T. van Driel, en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van de jongste rechter die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-651041-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen
[naam veroordeelde] , de veroordeelde,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Procedure

De officier van justitie heeft bij vordering van 25 januari 2019 ontneming van het wederrechtelijk voordeel gevorderd.
Voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting hebben het Openbaar Ministerie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, procesafspraken gemaakt met betrekking tot de afdoening van de inhoudelijke strafzaak en de ontnemingsprocedure.
De (procesafspraak over de) ontnemingsvordering is gelijktijdig met de samenhangende strafzaak aan de orde gekomen op de terechtzitting van 27 juni 2025. De rechtbank heeft de officier van justitie, mr. R.P.L. van Loon, de veroordeelde en zijn raadsman hierover gehoord.
De rechtbank heeft de veroordeelde in de inhoudelijke strafzaak overeenkomstig de procesafspraken veroordeeld voor – kort gezegd – het dealen van harddrugs, het voorhanden hebben van harddrugs en het deelnemen aan een criminele organisatie.

2.Beoordeling

2.1.
Vordering Openbaar Ministerie en standpunt verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging bepleiten primair dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming en subsidiair dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de procesafspraak over de ontnemingsprocedure en de procesafspraak dat de veroordeelde in de strafzaak afstand doet van de in beslag genomen goederen of de tegenwaarde daarvan. De officier van justitie wijst erop dat met de procesafspraak dat het Openbaar Ministerie geen ontnemingsprocedure start, bedoeld is af te spreken dat de lopende ontnemingsprocedure wordt gestaakt. Met het uitbrengen van de ontnemingsvordering was de ontnemingsprocedure immers formeel al gestart. Deze procedure zal daarom moeten eindigen met een niet-ontvankelijkverklaring, zodat het Openbaar Ministerie voldoet aan de procesafspraak op dit punt.
2.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet onvoldoende strafrechtelijk belang meer bij de ontnemingsvordering, ook omdat de officier van justitie er van uitgaat dat het voordeel al in voldoende mate is ontnomen doordat de veroordeelde afstand doet van de in beslag genomen goederen of de tegenwaarde daarvan. De rechtbank zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mr. R.H. Kroon en mr. E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.