ECLI:NL:RBROT:2025:9848
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij de officier van justitie, mr. R.P.L. van Loon, een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Voorafgaand aan de zitting zijn er procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. van Stratum. Tijdens de zitting is de rechtbank geïnformeerd over deze afspraken en de inhoudelijke strafzaak, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor het dealen van harddrugs, het voorhanden hebben van harddrugs en deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende strafrechtelijk belang is bij de ontnemingsvordering. Dit is mede gebaseerd op de procesafspraak dat de veroordeelde afstand doet van de in beslag genomen goederen of de tegenwaarde daarvan. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T. van Driel, en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van de jongste rechter die buiten staat was om te ondertekenen.