ECLI:NL:RBROT:2025:9854

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25-476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met gedeeltelijke toewijzing van de ingangsdatum

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Dit verzoek is toegewezen, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker aan de voorwaarden voor toelating voldoet. De rechtbank heeft ook een eerdere ingangsdatum van de WSNP gedeeltelijk toegewezen, namelijk op 1 december 2024, na beoordeling van de afloscapaciteit van de verzoeker in de voorafgaande jaren.

De procedure begon met een zitting op 25 juli 2025, waar de verzoeker en zijn partner, evenals zijn schuldhulpverlener en beschermingsbewindvoerder, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanbod is gedaan aan de schuldeisers voor een minnelijke regeling, maar dat er gegronde redenen zijn om dit minnelijk traject over te slaan. De rechtbank heeft de verplichtingen van de verzoeker tijdens de WSNP uiteengezet, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank benoemde ook een bewindvoerder en een rechter-commissaris om toezicht te houden op de naleving van deze verplichtingen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker gedurende acht maanden aan de verplichtingen heeft voldaan en heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 1 december 2024, met een einddatum op 1 juni 2026. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter J.T.P. Pot, in samenwerking met griffier T.M.M. de Laat, en is onderhevig aan hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
1 augustus 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt [verzoeker] om een eerdere ingangsdatum van de WSNP. Dit verzoek wordt gedeeltelijk toegewezen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 25 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker],
- [naam 1], partner van [verzoeker],
- de heer M.A.T. Noordzij, schuldhulpverlener,
- de heer P.A. Krul, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
Schuldhulpverlening heeft, namens [verzoeker], op 28 juli 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid

2.1.
Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens [verzoeker] geen aanbod heeft gedaan aan de schuldeisers om tot een minnelijke regeling te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] en schuldhulpverlening ter zitting gegronde redenen hebben aangevoerd om het minnelijk traject over te slaan, zodat dit geen belemmering is voor toelating tot de WSNP.
De toelating
2.2.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.3.
[verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.4.
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.5.
Als [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen.
2.6.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
2.7.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.8.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.9.
[verzoeker] verzoekt de termijn eerder te laten ingaan, namelijk op 16 augustus 2023. Volgens de schuldhulpverlener van [verzoeker] heeft op die datum de eerste aflossing plaatsgevonden. Verder is toen ook de overeenkomst tot schuldregeling getekend.
2.10.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.11.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [verzoeker] volgens de vtlb-berekening over de periode van augustus 2023 tot en met december 2023 geen afloscapaciteit had. De rechtbank merkt daarbij op dat zij weliswaar enkele onderliggende stukken mist van de vtlb-berekening, zoals informatie over de toeslagen, en dat de vtlb-berekening niet geheel juist is ingevuld, zoals de opname van de zorgpremie (in verband met herverzekeren eigen risico), maar dat op basis van de stukken voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] in die periode geen afloscapaciteit had. Daarnaast heeft [verzoeker] in die periode voldaan aan de inspanningsverplichting, omdat hij toen fulltime heeft gewerkt.
Ten aanzien van de periode over het jaar 2024 stelt de rechtbank vast dat uit de vtlb-berekeningen uit die periode volgt dat [verzoeker] een (kleine) afloscapaciteit had. [verzoeker] heeft evenwel niet gespaard in die periode. Ook blijkt uit de overgelegde stukken uit die periode niet dat er in het jaar 2024 beslag lag op het inkomen van [verzoeker], waardoor niet gespaard zou kunnen worden. Verder merkt de rechtbank nog op dat ook ten aanzien van de vtlb-berekeningen over het jaar 2024 geldt dat deze niet geheel juist zijn ingevuld. Zo komt bijvoorbeeld de ingevulde huurtoeslag niet overeen met de bijgevoegde stukken en is de zorgpremie (in verband met herverzekeren eigen risico) niet juist opgenomen.
Wat betreft de periode ten aanzien van het jaar 2025 stelt de rechtbank vast dat uit de vtlb-berekening volgt dat [verzoeker] in die periode ook een (kleine) afloscapaciteit had. [verzoeker] heeft evenwel niet gespaard in die periode. Uit de overgelegde stukken volgt dat er in januari 2025 en februari 2025 geen beslag lag op het inkomen van [verzoeker]. Uit de stukken komt enkel naar voren dat er in de maanden maart 2025, april 2025 en mei 2025 beslag lag. Daardoor is een deel van de inkomsten alleen betaald aan de schuldeiser die het beslag heeft gelegd. Hoewel de afdrachten onder het beslag slechts zijn toegekomen aan één schuldeiser, heeft [verzoeker] in de maanden waarin beslag is gelegd op zijn inkomen (overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3), voldoende (conform het vtlb) afgedragen. Daarnaast is in die periode ook aan de inspanningsverplichting voldaan. [verzoeker] werkt namelijk fulltime.
2.12.
Verder merkt de rechtbank daarbij ten overvloede nog op dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de schuldregelovereenkomst al op 16 augustus 2023 is getekend. Het verzoek tot toepassing van de WSNP is echter pas op 25 maart 2025 door de rechtbank ontvangen, terwijl er geen aanbod is gedaan aan de schuldeisers. Daarbij valt ook op dat het verzoek tot toepassing van de WNSP door [verzoeker] op 2 januari 2025 is ondertekend, maar dat de verklaring ex artikel 285 Fw en de rapportage schuldbemiddelaar pas op 21 maart 2025 zijn ondertekend door de schuldhulpverlener. Hoewel de gang van zaken ten aanzien van het minnelijk traject in dit geval niet aan de ontvankelijkheid in de weg staat, merkt de rechtbank op dat het op de weg van de schuldhulpverlener ligt om het minnelijk traject zo kort mogelijk te houden. Dit in het belang van de gezamenlijke schuldeisers – en overigens in dit geval ook in het belang van [verzoeker]. Gelet op het feit dat er geen aanbod is gedaan en de redenen waarom dat niet is gedaan had de schuldhulpverlener in dit geval al (veel) eerder een verzoekschrift tot toepassing van de WSNP kunnen indienen. Daarbij geldt dat van een schuldhulpverlener mag worden verwacht dat deze handelt in het belang van de gemeenschappelijke schuldeisers en het minnelijk traject niet onnodig lang laat voortduren.
2.13.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [verzoeker] gedurende acht maanden (aantoonbaar) heeft voldaan aan de verplichtingen. De rechtbank stelt de ingangsdatum daarom vast op 1 december 2024.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]-1972 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder [naam 2],
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 1 december 2024 en de einddatum op 1 juni 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/11e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025. [1]