ECLI:NL:RBROT:2025:9864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25-710
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met toepassing van de hardheidsclausule

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een schuldenares tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De schuldenares, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Tijdens de zitting op 25 juli 2025 zijn de schuldhulpverleners mevrouw A. Strieder en de heer M. van Engelenburg verschenen, en is de schuldenares telefonisch gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares schulden heeft bij het CJIB van in totaal € 22.898,85, waaronder verkeersboetes en een schadevergoedingsmaatregel. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat de schuldenares onder de hardheidsclausule kan worden toegelaten tot de WSNP, omdat zij haar omstandigheden onder controle heeft gekregen.

De rechtbank heeft de verplichtingen van de schuldenares tijdens de WSNP uiteengezet, waaronder de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de schuldenares zich moet houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP, en dat er een bewindvoerder en een rechter-commissaris worden benoemd om toezicht te houden. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 1 augustus 2025, met een looptijd van 18 maanden, en heeft de einddatum op 1 februari 2027 bepaald. De schuldenares heeft blijk gegeven van een serieuze houding ten opzichte van haar schuldenproblematiek, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om haar verzoek toe te wijzen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
1 augustus 2025
op het verzoek van:
[schuldenares],
wonende op een (bij de rechtbank bekend) geheim adres.
Waar deze zaak over gaat
[schuldenares] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft [schuldenares] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[schuldenares] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 25 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen mevrouw A. Strieder en de heer M. van Engelenburg, schuldhulpverleners. [schuldenares] is telefonisch gehoord.
1.3.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting, namens [schuldenares], aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
1.4.
Schuldhulpverlening heeft na de zitting, namens [schuldenares], aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
1.5.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating
2.1.
[schuldenares] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [schuldenares] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
[schuldenares] wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw toets en (strafrechtelijke) veroordeling
2.3.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [schuldenares] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [schuldenares] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [schuldenares] voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties vanuit haar om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
2.4.
Gebleken is dat [schuldenares] schulden heeft bij het CJIB van in totaal
€ 22.898,85. Hieronder valt onder meer een ontnemingsmaatregel uit 2021, een schadevergoedingsmaatregel uit 2024 en meerdere WAHV boetes in de periode 2021 tot en met 2024. Verder volgt uit het CJIB-overzicht dat zij nog twee taakstraffen heeft openstaan. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en/of onbetaald gelaten en vloeien (deels) voort uit een strafrechtelijke veroordeling. Dit staat in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw en de aanwezigheid van een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid Fw (artikel 288, eerste lid onder b Fw en artikel 288, tweede lid onder c Fw) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [schuldenares] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is.
2.6.
Ten aanzien van de verkeersboetes geldt dat er beslag lag op een oude auto van [schuldenares]. Omdat zij het beslag niet van de auto kreeg, bleven de boetes ten aanzien van die auto oplopen. Inmiddels staat die auto niet meer op haar naam. Zij heeft op dit moment nog maar één auto. Over de ontnemingsmaatregel uit het jaar 2021 heeft [schuldenares] toegelicht dat zij tijdens haar werk geld heeft aangenomen van een cliënt, voor wie zij zorg verleende. Ze had in die periode grote financiële problemen en dacht daarmee een oplossing te hebben gevonden voor haar schuldenproblematiek. [schuldenares] heeft inmiddels werk bij een andere werkgever en heeft ter zitting verteld dat zij zich beseft dat ze een grote fout heeft gemaakt en spijt betuigd.
2.7.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel uit het jaar 2024 heeft [schuldenares] ter zitting verklaard dat zij geen diefstal heeft gepleegd. Haar advocaat heeft haar toen echter geadviseerd om de strafoplegging niet aan te vechten. Gelet op haar verleden, zou dat mogelijk tot een ongunstiger resultaat leiden. [schuldenares] is thans voldoende doordrongen van de consequenties van het maken van (dergelijke) nieuwe schulden gedurende de regeling. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de schulden zoals die zijn ontstaan bij het CJIB op dit moment niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg staan.
Verplichtingen
2.8.
De verplichtingen waaraan [schuldenares] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.9.
Ter zitting is nadrukkelijk met [schuldenares] gesproken over de in de WSNP geldende verplichtingen. Expliciet is gesproken over het uitgangspunt dat een schuldenaar in de WSNP in principe fulltime moet werken. Dit kan anders zijn wanneer een schuldenaar (deels) arbeidsongeschikt is, waarbij geldt dat de mate van arbeids(on)geschiktheid moet worden vastgesteld door een arts. Zowel het volgen van een opleiding als het voldoen van een taakstraf mag niet conflicteren met de in de WSNP geldende verplichtingen. [schuldenares] heeft ter zitting verklaard dat te begrijpen.
2.10.
[schuldenares] heeft blijk gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [schuldenares] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen. Als [schuldenares] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [schuldenares] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.11.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [schuldenares].
Bevoegdheid
2.12.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenares] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.13.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.14.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.15.
De rechtbank stelt vast dat [schuldenares] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. Zo heeft [schuldenares] gedurende de minnelijke regeling niet afgedragen, terwijl uit de vtlb-berekening volgt dat sprake is van een kleine afloscapaciteit. Bovendien ontbrekende de onderliggende stukken van de vtlb-berekening, waardoor deze niet gecontroleerd kan worden.
2.16.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[schuldenares],
geboren op [geboortedatum]-1973 te Aruba (Nederlandse Antillen),
wonende op een (bij de rechtbank bekend) geheim adres.
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder [naam],
gevestigd te [postadres]
;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 1 augustus 2025 en de einddatum op 1 februari 2027;
  • draagt de bewindvoerder op de post van [schuldenares] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025. [1]