ECLI:NL:RBROT:2025:9881
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op grond van medische noodzaak door de voorzieningenrechter
Op 7 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op basis van medische noodzaak, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld tijdens een zitting waar zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker ten tijde van zijn aanvraag niet beschikte over zelfstandige woonruimte, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. De relevante regelgeving, de Verordening woonruimtebemiddeling regio [plaats] 2024, was op dat moment van toepassing, maar verzoeker voldeed niet aan de voorwaarden die daarin zijn gesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de uitleg dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is op 7 augustus 2025 gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier mr. H. Sabanovic.