ECLI:NL:RBROT:2025:9915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11377451
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van een huurovereenkomst en betalingsregeling bij huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand van € 8.086,44. De gedaagde had de huur niet tijdig betaald en Havensteder wenste dat de huurovereenkomst eindigde, zodat de gedaagde de woning zou verlaten. Tijdens de zitting op 13 mei 2025 werd een betalingsregeling afgesproken, waarbij de gedaagde een bedrag van € 5.000,00 van de belastingdienst zou ontvangen en daarnaast € 25,00 per maand zou betalen totdat er een voorstel van de bewindvoerder kwam.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen oneerlijke bedingen in de huurovereenkomst aanwezig waren die de toewijzing van de eis in de weg stonden. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, mocht de gedaagde zich niet aan de betalingsregeling houden. De rechter heeft ook bepaald dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen na ontbinding moest verlaten en dat zij een gebruiksvergoeding van € 713,69 per maand moest betalen tot de ontruiming. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

De beslissing van de kantonrechter omvatte ook de voorwaarden waaronder Havensteder de vorderingen niet kan opeisen, zolang de gedaagde zich aan de betalingsregeling houdt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Fiege.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11377451 CV EXPL 24-26896
datum uitspraak: 13 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Hafkamp Groenewegen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 13 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • van Havensteder mevrouw [persoon A] (incassomedewerker) en mr. T. Roelofs namens de gemachtigde van Havensteder;
  • de gemachtigde van [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt een woning van Havensteder en heeft de huur niet op tijd betaald. Havensteder wil dat [gedaagde] de huurachterstand en de lopende huur betaalt. Havensteder wil ook dat de huurovereenkomst eindigt en dat [gedaagde] vertrekt uit de woning. [gedaagde] moet de huurachterstand en de lopende huur inderdaad betalen. Voor de achterstand is een betalingsregeling afgesproken. Als [gedaagde] zich niet houdt aan die regeling of vanaf nu tijdens de aflosperiode de huur weer niet op tijd betaalt, eindigt de huurovereenkomst en moet [gedaagde] de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Oneerlijke bedingen
2.2.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn die aan toewijzing van de eis in de weg staan, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de totale schuld van € 8.086,44 betalen
2.3.
De partijen zijn het erover eens dat de schuld van [gedaagde] aan Havensteder op het moment van de zitting € 8.086,44 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand mei 2025 met rente en kosten. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Havensteder te betalen.
De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken
2.4.
De partijen hebben op de zitting een betalingsregeling afgesproken. Dat betekent dat [gedaagde] de huurachterstand met rente en kosten niet in één keer aan Havensteder hoeft te betalen, zolang zij zich aan de regeling houdt en vanaf juni 2025 de huur op tijd betaalt (telkens voor de eerste van de maand).
2.5.
De regeling die partijen hebben afgesproken is als volgt:
  • [gedaagde] ontvangt van de belastingdienst een bedrag van € 5.000,00. Dit bedrag betaalt zij na ontvangst daarvan direct aan Havensteder;
  • [gedaagde] betaalt € 25,00 per maand aan Havensteder totdat haar bewindvoerder met een voorstel komt (binnen drie maanden) en er een ander bedrag wordt afgesproken.
Ontbinding en ontruiming als [gedaagde] zich niet aan de betalingsregeling houdt of tijdens de aflosperiode de huur niet op tijd betaalt
2.6.
De kantonrechter mag een huurovereenkomst alleen ontbinden als de huurachterstand ernstig genoeg is. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1] Gelet op alle omstandigheden in deze zaak wordt de gevraagde ontbinding toegewezen als [gedaagde] zich niet houdt aan de betalingsregeling of tijdens de aflosperiode de huur niet op tijd betaalt. [gedaagde] moet dan ook rente betalen over het totale bedrag dat op dat moment open staat.
2.7.
Als de huurovereenkomst eindigt, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de ontbinding. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] dan een gebruiksvergoeding van € 713,69 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Havensteder heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Havensteder moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.227,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen € 8.086,44;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.227,72;
3.3.
bepaalt dat Havensteder de hiervoor genoemde bedragen niet kan opeisen zolang [gedaagde] 1) het afgesproken bedrag van € 5.000,00 betaalt zodra zij dit heeft ontvangen en 2) elke maand voor de eerste dag van de maand € 25,00 aflost tot er vanuit de bewindvoerder (binnen drie maanden) een voorstel komt en partijen een ander bedrag afspreken en 3) vanaf vandaag de huur iedere maand op tijd betaalt;
3.4.
wijst al het andere af;
en, als [gedaagde] een aflossingstermijn of de huur tijdens de aflosperiode niet of te laat betaalt:
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag dat op dat moment open staat direct in één keer aan Havensteder moet betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dat moment tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen met ingang van de dag nadat [gedaagde] de maandelijkse termijn of de huur tijdens de aflosperiode niet op tijd heeft betaald en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na die datum de woning aan de [adres] te Rotterdam te ontruimen en de sleutels bij Havensteder in te leveren;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] aan Havensteder te betalen € 713,69 per maand, met de verhoging die is toegestaan, met ingang van de maand waarin de huurovereenkomst is ontbonden tot en met de maand waarin de woning is ontruimd;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810