ECLI:NL:RBROT:2025:9927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11525324 CV EXPL 25-2350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M. Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake financiële leaseovereenkomst en opschorting van betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen RCI Financial Services B.V. en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. De eiser, RCI, had een financiële leaseovereenkomst gesloten met de gedaagde voor een Nissan Qashqai. De gedaagde had een achterstand in de betaling van de leasetermijnen van € 8.781,75 en had de auto niet ingeleverd na ontbinding van de overeenkomst door RCI. RCI vorderde de afgifte van de auto en de betaling van proceskosten. De gedaagde voerde aan dat hij de betaling had opgeschort vanwege een niet terugbetaald bedrag van € 200,00, maar de kantonrechter oordeelde dat hij geen recht had op opschorting. De rechter oordeelde dat de gedaagde de auto moest afgeven en dat hij de proceskosten moest betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11525324 CV EXPL 25-2350
datum uitspraak: 25 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
RCI Financial Services B.V.,die handelt onder de naam
Nissan Financial Services,
vestigingsplaats: Schiphol-Rijk (gemeente Haarlemmermeer),
eiseres,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos,
tegen
[gedaagde] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland maar met een briefadres ingeschreven in [plaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘RCI’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 januari 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ter zitting van 11 maart 2025;
  • de repliek, met bijlage;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie van [gedaagde] ter zitting van 6 mei 2025.
1.2.
Op 6 juni 2025 heeft [gedaagde] nog een mail gestuurd aan de rechtbank. Op 7 mei 2025 was echter al aan de partijen bericht dat uitspraak zou worden gedaan. Stukken die zijn ontvangen na de datum waarop vonnis is bepaald blijven in beginsel buiten beschouwing, omdat het onderzoek van de kantonrechter dan al gesloten is. In de brief van 7 mei 2025 staat ook dat er geen stukken meer konden worden opgestuurd. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden die aanleiding geven om hiervan in dit geval af te wijken. Deze mail is dan ook geen onderdeel van het procesdossier.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
RCI en [gedaagde] hebben op of omstreeks 30 november 2023 een financiële leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk Nissan, type Qashqai, met [kenteken] (hierna: de auto). De leaseovereenkomst heeft een looptijd van 60 maanden. Op grond van die overeenkomst was [gedaagde] per maand een leasetermijn van € 793,01 verschuldigd aan RCI. [gedaagde] heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling van de termijnen van € 8.781,75. Omdat [gedaagde] , ook na herhaalde aanmaning, niet betaalde heeft RCI overeenkomst ontbonden. [gedaagde] heeft de auto niet ingeleverd. RCI wil daarom dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot afgifte van de auto op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 en dat zij gemachtigd wordt om de auto terug te (doen) halen. Ook wil RCI dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld, met rente.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij heeft aangevoerd dat hij de betaling van de leasetermijnen heeft opgeschort omdat hij bij aanvang van de leaseovereenkomst voor de afgifte van de auto ten onrechte € 200,00 moest betalen. Dit bedrag zou RCI aan hem terugbetalen, maar dit heeft zij niet gedaan, aldus [gedaagde] .
Mocht [gedaagde] betaling van de leasetermijnen opschorten? Nee
2.3.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de leasetermijnen moet eerst beoordeeld worden of hij de betaling daarvan mocht opschorten, zoals hij stelt. RCI heeft dat betwist. Zij heeft aangevoerd dat [gedaagde] bij aflevering van de auto een bedrag van € 235,00 heeft betaald aan de dealer (Van Mossel) voor een afleverpakket. In de leaseovereenkomst zat geen afleverpakket begrepen. Dit is destijds ook met [gedaagde] besproken en hij was daarmee akkoord. Ter onderbouwing heeft RCI de factuur van de dealer overgelegd.
2.4.
[gedaagde] heeft vervolgens slechts gesteld dat hij geen mattenpakket heeft ontvangen en dat hij een afleverbon wil waaruit blijkt dat de mattenset aan hem is geleverd. Hij heeft niet betwist dat het betaalde bedrag zag op een afleverpakket en ook niet dat hij dat aan de dealer heeft betaald. Hij heeft evenmin onderbouwd dat in de leaseovereenkomst wel een afleverpakket was begrepen en hij heeft geen nadere feiten of omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat RCI hem had beloofd het bedrag terug te betalen. Een en ander leidt tot het oordeel dat [gedaagde] zijn stelling dat hij bij aflevering ten onrechte een bedrag van € 200,00 (of € 235,00) heeft betaald en/of dat RCI had beloofd dit bedrag aan hem terug te betalen, onvoldoende heeft toegelicht. Alleen al daarom kan hij zich niet beroepen op opschorting. Ten overvloede geldt nog dat, zelfs als [gedaagde] met betrekking tot voornoemd bedrag een vordering op RCI zou hebben, dit niet rechtvaardigt dat hij geen enkele leasetermijn betaalt. Ook dan zou hem geen opschortingsrecht toekomen voor meer dan het bedrag van zijn gestelde vordering op RCI.
[gedaagde] moet de auto afgeven aan RCI
2.5.
Omdat [gedaagde] ook na de in de ingebrekestelling van 25 oktober 2024 niet tot betaling is overgegaan, mocht RCI de leaseovereenkomst ontbinden. Dat heeft zij ook gedaan. Daarom moet [gedaagde] de auto afgeven aan RCI. De daartoe strekkende eis van RCI wordt dus toegewezen. De termijn voor afgifte zal worden gesteld op vijf werkdagen na betekening van dit vonnis. Aan deze veroordeling zal, zoals geëist, een dwangsom worden verbonden.
2.6.
De gevorderde machtiging om de auto met behulp van de sterke arm der wet te (doen) terughalen wordt afgewezen. De bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot teruggave van de auto is namelijk al geregeld in de artikelen 491 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan RCI moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 135,00 aan griffierecht, € 164,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van € 82,00 per punt) en € 41,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 486,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat RCI dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis de auto van het merk Nissan Qashqai met [kenteken] aan RCI af te geven door deze in te leveren bij de Nissan dealer ‘Van Mossel Renault Dacia Nissan Rotterdam’ te Rotterdam aan de Koperstraat 18 (3067 GL), op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] met de afgifte in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,00;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van RCI worden begroot op € 486,14 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
62574