ECLI:NL:RBROT:2025:9930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11624435 CV EXPL 25-8146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde door huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Oost West Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Stichting Oost West Wonen, heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde woning vanwege een huurachterstand van € 3.489,90. De gedaagde heeft niet op de zitting van 1 juli 2025 kunnen verschijnen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. Hij had verzocht om uitstel, maar dit verzoek is door de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde vanaf 12 augustus 2020 de woning huurt en dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft de huurovereenkomst ontbonden. Tevens is de gedaagde verplicht om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De kantonrechter heeft ook de incassokosten en proceskosten toegewezen aan de eiseres. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11624435 CV EXPL 25-8146
datum uitspraak: 1 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Oost West Wonen,
vestigingsplaats: Middelharnis (Goeree-Overflakkee),
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Dirksland (Goeree-Overflakkee),
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Oost West Wonen’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2025, met bijlagen;
  • het aantekeningen van het mondelinge antwoord ter zitting van 1 april 2025;
  • de e-mail van [gedaagde] van 1 juli 2025.
1.2.
Op 1 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was alleen [naam] namens de gemachtigde van Oost West Wonen aanwezig. [gedaagde] is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Op de ochtend van de zitting is een e-mail van [gedaagde] ontvangen waarin hij heeft verzocht om de zitting met één week te verplaatsen omdat hij naar zijn zeggen meer tijd nodig heeft om een verdediging op te bouwen en te presenteren. De kantonrechter heeft dat verzoek niet gehonoreerd. Tijdens de zitting van 1 april 2025, waar [gedaagde] is verschenen om te antwoorden op de dagvaarding, is hem al medegedeeld dat op 1 juli 2025 om 13.30 uur een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Dat erkent [gedaagde] ook in zijn e-mail van 1 juli 2025. Daarnaast is hem de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling ook per brief van 2 april 2025 medegedeeld. Ook al zou [gedaagde] deze brief niet hebben ontvangen, dan was hij toch al op de hoogte van de mondelinge behandeling op 1 juli 2025 om 13.30 uur. [gedaagde] heeft niet uitgelegd waarom hij zich in de periode tussen 1 april en 1 juli 2025 onvoldoende zou kunnen hebben voorbereiden. Hij had ook naar de mondelinge behandeling kunnen komen om zijn verzoek (zo nodig) nader toe te lichten maar dat heeft hij niet gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 12 augustus 2020 de woning aan [adres] van Oost West Wonen. De huur is nu € 697,98 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Oost West Wonen eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 3.489,90 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 3.489,90 aan Oost West Wonen te betalen. Oost West Wonen heeft namelijk gesteld dat dit de huurachterstand is tot en met de maand juni 2025 en [gedaagde] heeft dat niet betwist.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] In dit geval heeft [gedaagde] geen omstandigheden naar voren gebracht die meebrengen dat ontbinding niet gerechtvaardigd is.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.4.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 697,98 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Oost West Wonen heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Daarom wordt dat deel van de vordering afgewezen. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
2.5.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
Regeling?
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2025 heeft de gemachtigde van Oost West Wonen verklaard dat hij had gehoopt een regeling te kunnen treffen met [gedaagde]. Dat is toen niet gebeurd omdat [gedaagde] er niet was. Het staat [gedaagde] vrij om alsnog contact op te nemen met de gemachtigde van Oost West Wonen om te bespreken of het nog mogelijk is een regeling te treffen.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.7.
De incassokosten van € 253,36 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat Oost West Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan Oost West Wonen moet betalen de rente van € 47,70 die Oost West Wonen heeft berekend tot 19 maart 2025.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Oost West Wonen moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.254,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Oost West Wonen dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Oost West Wonen te betalen € 3.790,96 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.489,90 vanaf 19 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Oost West Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 juli 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Oost West Wonen te betalen € 697,98 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Oost West Wonen worden begroot op € 1.254,45;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810