Op 11 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Dienst Toeslagen. De eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) voor het jaar 2017. De Dienst Toeslagen had deze aanvraag afgewezen, met als reden dat eiseres niet in aanmerking kwam voor het forfaitaire bedrag van € 30.000,-. De rechtbank oordeelde dat er geen relevante stukken ontbraken in het dossier en dat het besluit van de Dienst Toeslagen voldoende gemotiveerd was. Eiseres had aangevoerd dat zij niet over alle noodzakelijke informatie beschikte om het besluit goed te kunnen beoordelen, maar de rechtbank stelde vast dat de Dienst Toeslagen enkel verplicht was om de relevante stukken te overleggen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat het bestreden besluit in stand bleef en eiseres geen recht had op compensatie. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. van Spengen, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier.