ECLI:NL:RBROT:2025:9959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/399 en FT RK 25/400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord aan schuldeisers van de verzoekster. De verzoekster, een alleenstaande moeder van zes kinderen, had op 10 maart 2025 een verzoek ingediend voor een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De verzoekster had een schuldenlast van € 31.038, waarvan € 27.621,54 door vijfentwintig schuldeisers werd gevorderd. De aangeboden regeling was een nulaanbod, wat betekent dat de verzoekster geen aflossing kon bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inkomenspositie van de verzoekster de komende jaren niet zal verbeteren, wat haar in staat stelt om de aangeboden regeling te rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 3 juli 2025 hebben drieëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers ingestemd met de regeling, terwijl Hoist Finance en Ziggo zich verzetten. Deze laatste partijen stelden dat de regeling onvoldoende financieel transparant was en dat de verzoekster niet het maximaal haalbare had aangeboden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van de verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de schuldeisers die zich verzetten. De rechtbank heeft het verzoek om Hoist Finance en Ziggo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 10 juli 2025
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 10 maart 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een zeven schuldeisers, te weten:
  • C&A, in behandeling bij Tesch Inkasso (hierna: C&A);
  • Direct Pay, in behandeling bij LAVG (hierna: Direct Pay);
  • Hoist Finance, in behandeling bij LAVG (hierna Hoist Finance);
  • Medipoint B.V., in behandeling bij Deqt B.V. (hierna: Medipoint);
  • Odido Thuis, in behandeling bij Certin Incasso (hierna: Odido);
  • Ziggo, in behandeling bij LAVG (hierna: LAVG);
  • Vandebron Energie, in behandeling bij Hofman Gerechtsdeurwaarders (hierna: Vandebron);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Schuldhulpverlening heeft een aanbod gedaan aan Direct Pay. LAVG heeft op 2 juni 2025 de rechtbank bericht dat zij van de curator van Direct Pay geen toestemming hebben om namens hem op te treden. LAVG heeft namens Direct Pay, Hoist Finance en Ziggo voorafgaand aan de zitting op 19 juni 2025 een verweerschrift toegezonden. In het verweerschrift heeft LAVG te kennen gegeven dat de vordering door de curator van Direct Pay is verkocht en is overdragen aan Hoist Finance. Hoist Finance stelt zich op het standpunt om ook met de vordering van Direct Pay niet in te stemmen. De vordering is in eigendom van Hoist Finance waardoor Direct Pay hierna zal worden aangemerkt als Hoist Finance.
Schuldhulpverlening heeft voorafgaand aan de zitting, bij bericht van 2 juni en 26 juni 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven dat Medipoint en Odido alsnog instemmen met de aangeboden schuldregeling.
Tesch Inkasso heeft namens C&A voorafgaand aan de zitting, bij brief van 2 juni 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Schuldhulpverlening heeft voorafgaand aan de zitting, bij bericht van 19 juni 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven dat Vandebron heeft aangegeven dat zij niet langer samenwerken met Hofman Gerechtsdeurwaarders en dat de vordering daarom als betaald kan worden beschouwd. Vandebron heeft aangegeven dat verzoekster bij hun geen openstaande vordering meer heeft. Het verzoek ten aanzien van Vandebron wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
De beschermingsbewindvoerder heeft voorafgaand aan de zitting, bij bericht van 25 juni 2025, de rechtbank aanvullende stukken toegezonden.
Ter zitting van 3 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer T. Klein, beschermingsbewindvoerder (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijfentwintig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeisers met één vordering en vierentwintig concurrente schuldeisers met achtendertig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.621,54 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 19 november 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een saneringskrediet zonder afloscapaciteit tegen finale kwijting (nulaanbod). De schuldenlast bedroeg op dat moment
€ 31.038,--.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij alleenstaande moeder is van zes minderjarige kinderen. De vader van de oudste drie kinderen zit in detentie en met de vader van de jongste drie kinderen is zo nu en dan contact. Verzoekster heeft verklaard dat de volledige zorg aan haar toekomt. Verzoekster is door de gemeente ontheven van de sollicitatieplicht voor de periode 23 juni 2025 tot en met 23 december 2025. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat het in de lijn der verwachting ligt dat de ontheffing na 23 december 2025 weer zal worden verlengd. Ter zitting is door schuldhulpverlening verklaard dat verzoekster gemotiveerd is om haar schuldenproblematiek aan te pakken. Er zijn geen nieuwe achterstanden ontstaan en verzoekster haar inkomen is stabiel. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsbewind goed loopt.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Drieëntwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Hoist Finance en Ziggo stemmen hier niet mee in. Hoist Finance heeft twee vorderingen van in totaal
€ 2.880,50 op verzoekster, welke 10,42% van de totale schuldenlast beloopt. Ziggo heeft één vordering van € 769,08 op verzoekster, welke 2,82% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In hun verweerschrift hebben Hoist Finance en Ziggo zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van Hoist Finance en Ziggo heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Verzoekster is immers jong en er is onvoldoende onderbouwd waarom zij niet fulltime werkt c.q. niet volledig zou kunnen werken. Hoist Finance en Ziggo wijzen er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband. Voorts zijn Hoist Finance en Ziggo van mening dat er bij een voorstel van 0,0% (nulaanbod) geen enkel belang is om in te stemmen. In de ogen van Hoist Finance en Ziggo biedt een wettelijk schuldsaneringstraject betere vooruitzichten voor de schuldeisers dan het huidige aanbod.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Hoist Finance en Ziggo geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hoist Finance en Ziggo bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hoist Finance en Ziggo in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Hoist Finance en Ziggo een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 13,24%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een Participatiewet-uitkering en is ontheven van de sollicitatieplicht tot 23 december 2025. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat het in de lijn der verwachting ligt dat de ontheffing na 23 december 2025 zal worden verlengd. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Hoist Finance en Ziggo, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Hoist Finance en Ziggo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Hoist Finance en Ziggo zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Hoist Finance en Ziggo om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Hoist Finance en Ziggo in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.