ECLI:NL:RBROT:2025:9973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
11304704 CV EXPL 24-23101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten van contra-expertise in schadevergoedingsovereenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, H&D Contra-experts, voor een beter schadebedrag B.V. (hierna: Krantz & Polak), vergoeding van kosten van contra-expertise van de gedaagde, N.V. Schadeverzekeringsmaatschappij Maas Lloyd (hierna: Maas Lloyd). De eiseres stelt dat zij aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de kosten van contra-expertise niet nodeloos zijn gemaakt. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres haar kosten verder moet onderbouwen. De zaak betreft een geschil over de dekking van schade door brand bij Strandtent De Zeebries B.V. (hierna: De Zeebries), waarbij de eiseres als deskundige is ingeschakeld. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verzekeraars dekking moeten verlenen voor de brandschade. De eiseres heeft de kosten van contra-expertise aan De Zeebries gecedeerd en vordert nu betaling van Maas Lloyd. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres nog verder moet specificeren en onderbouwen waarom de kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De gedaagde betwist de verschuldigdheid van de kosten en stelt dat de eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan en geeft de eiseres de gelegenheid om haar vordering nader toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11304704 CV EXPL 24-23101
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
H&D Contra-experts, voor een beter schadebedrag B.V., die mede handelt onder de naam
Krantz & Polak RESOLVE,
vestigingsplaats: Hilversum,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.W.K. Horssius,
tegen
N.V. Schadeverzekeringsmaatschappij Maas Lloyd,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.M. Steenwijk.
De partijen worden hierna ‘Krantz & Polak’ en ‘Maas Lloyd’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Krantz & Polak;
  • de spreekaantekeningen van Maas Lloyd.
1.2.
Op 31 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig de beide gemachtigden van partijen en namens Maas Lloyd daarnaast mevrouw
[persoon A] .

2.De feiten

2.1.
Strandtent De Zeebries B.V. (hierna: De Zeebries) heeft via de gevolmachtigde agent van verzekeraar SAA een pakketverzekering bedrijven ‘Strand 2009’ afgesloten, waarmee (onder andere) ook schade door brand is verzekerd.
2.2.
Ten tijde van het aangaan van deze pakketverzekering golden de ‘Algemene Voorwaarden Verzekering Strandaccommodaties 2009’ en/of ‘AVV Strand 2009’
(hierna: AV 2009).
2.3.
De pakketverzekering is in 2020 voor 48% ondergebracht bij Maas Lloyd en voor 52% bij XL Insurance Company SE (hierna: AXA XL).
2.4.
Op 20 maart 2021 heeft er brand plaatsgevonden in De Zeebries.
2.5.
De Zeebries heeft zich ter zake de ontstane schade nadien laten bijstaan door Krantz & Polak als deskundige, die op haar beurt de heer [persoon B] , zijnde een NIVRE register-expert, heeft ingeschakeld. Door Maas Lloyd en AXA XL is ter zake de vaststelling van de schade expertisebureau Woodgate & Clark ingeschakeld die een voorlopig rapport d.d. 23 maart 2021 heeft opgesteld.
2.6.
Maas Lloyd en AXA XL hebben zich nadien op het standpunt gesteld dat er geen dekking voor brandschade zou bestaan, waarna Woodgate & Clark haar werkzaamheden heeft gestaakt. De Zeebries, die het daarmee niet eens was, heeft vervolgens een gerechtelijke procedure opgestart.
2.7.
Door de rechtbank Rotterdam is bij vonnis van 20 december 2023 voor recht verklaard dat Maas Lloyd en AXA XL – ieder voor hun eigen aandeel in de verzekeringsovereenkomst – dekking moeten verlenen voor de brandschade en dat uitvoering moet worden gegeven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden. Maas Lloyd en AXA XL zijn tegen dit oordeel (aanvankelijk) in hoger beroep gekomen.
2.8.
De Zeebries heeft op 18 januari 2024 een vorderingsrecht op Maas Lloyd en AXA XL ter zake haar recht op vergoeding van de kosten van contra-expertise aan Krantz & Polak gecedeerd.
2.9.
Krantz & Polak heeft vervolgens op 22 februari 2024 aan De Zeebries een factuur van € 11.963,03 inclusief btw gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden in contra-expertise. Deze factuur heeft betrekking op werkzaamheden die in de periode van 22 maart 2021 tot 1 januari 2024 door Krantz & Polak zouden zijn verricht.
2.10.
Eind 2024 is de dekkingsdiscussie tussen Maas Lloyd en AXA XL enerzijds en De Zeebries anderzijds beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij hebben Maas Lloyd en AXA XL zich ertoe verbonden in totaal € 157.500,- aan De Zeebries te betalen met verlening van finale kwijting over en weer, behouders de door De Zeebries gecedeerde vordering aan Krantz & Polak.
2.11.
AXA XL is bij verstekvonnis van 26 juli 2024 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot voldoening van haar aandeel in de contra-expertisekosten ter hoogte van
€ 5.141,03. Maas Lloyd heeft tot op heden geweigerd om haar aandeel van de factuur (48%) aan Krantz & Polak te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
Krantz & Polak eist samengevat:
  • primair om Maas Lloyd te veroordelen om over te gaan tot het verlenen van dekking onder de verzekeringsovereenkomst, door uitkering aan Krantz & Polak van de schade die De Zeebries heeft geleden door de door haar gemaakte expertisekosten ten bedrage van € 4.745,66 exclusief btw met rente;
  • subsidiair om Maas Lloyd te veroordelen tot betaling van een som geld die de rechter geraden voorkomt;
  • Maas Lloyd te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Krantz & Polak baseert de eis op het volgende. De Zeebries heeft zich ter zake de als gevolg van de brand ontstane schade laten bijstaan door Krantz & Polak als deskundige. Door Krantz & Polak zijn in dat kader diverse werkzaamheden verricht. De kosten van de in opdracht van De Zeebries door Krantz & Polak uitgevoerde contra-expertise betreffen een materiële schadepost die volledig valt onder het schadebegrip en de dekking van de door De Zeebries met Maas Lloyd en AXA XL gesloten verzekeringsovereenkomst. Daartoe verwijst Krantz & Polak onder meer naar de AV 2009 en artikel 7:959 BW.
3.3.
Krantz & Polak is door middel van een cessieovereenkomst (voor wat betreft de vergoeding van de kosten van contra-expertise) in de rechten getreden van de overeenkomst van schadeverzekering welke is gesloten tussen enerzijds De Zeebries en anderzijds Maas Lloyd en AXA XL. Maas Lloyd is dan ook gehouden de kosten van contra-expertise aan Krantz & Polak te betalen. Tot op heden heeft Maas Lloyd echter geweigerd om tot uitbetaling van het door haar verschuldigde deel van de factuur over te gaan. Volgens Krantz & Polak voldoen de in rekening gebrachte kosten van contra-expertise aan de dubbele redelijkheidstoets en komen deze voor volledige vergoeding in aanmerking.
3.4.
Maas Lloyd is het niet eens met de eis en vindt dat deze moet worden afgewezen, met veroordeling van Krantz en Polak in de proceskosten met rente.
3.5.
Daartoe stelt Maas Lloyd in de eerste plaats dat Krantz & Polak niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht en bewijslast en dat de eis daarnaast voorbarig is ingesteld.
3.6.
Ook stelt Maas Lloyd dat de AV 2009 waar Krantz & Polak zich op beroept niet langer gelden omdat deze sinds 2020 zijn vervangen door de ‘Algemene Voorwaarden Verzekering Horeca 2015’ en/of ‘AVVH 2015’ (hierna: AV 2015). De AV 2015 bevatten geen bepaling die betrekking heeft op vergoeding van kosten wegens het inschakelen van een contra-expert door de verzekerde, zodat voor de vraag of deze kosten verhaald kunnen worden dient te worden teruggevallen op de wettelijke regeling van artikel 7:959 lid 1 BW en de in het kader hiervan naar analogie geldende dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
3.7.
Volgens Maas Lloyd is zij niet gehouden om de geëiste kosten te voldoen omdat om meerdere redenen niet is voldaan aan de tweede stap van de dubbele redelijkheidstoets. Voor het geval dat wordt geoordeeld dat Maas Lloyd wel gehouden is tot betaling van de kosten van contra-expertise doet zij een beroep op matiging.
3.8.
Op de overige stellingen van partijen wordt – voor zover van belang – hierna onder de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

Kernvraag en (voorlopige) uitkomst
4.1.
Krantz & Polak maakt jegens Maas Lloyd aanspraak op 48% van de door haar gefactureerde kosten wegens het uitvoeren van een contra-expertise in het kader van de brandschade bij De Zeebries. Maas Lloyd betwist de verschuldigdheid en hoogte van deze kosten. Beoordeeld moet dan ook worden of Maas Lloyd gehouden is tot betaling van de geëiste kosten van contra-expertise.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Krantz & Polak haar vordering nog nader dient te specificeren en onderbouwen. Daartoe zal Krantz & Polak dan ook nog in de gelegenheid worden gesteld. Hierna wordt verder toegelicht hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Er is voldaan aan de stelplicht
4.3.
Maas Lloyd heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat Krantz & Polak niet aan haar stelplicht en bewijslast heeft voldaan, zodat de geëiste kosten reeds om die reden dienen te worden afgewezen, dan wel gematigd.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Krantz & Polak wel aan haar stelplicht heeft voldaan. Door haar is immers gesteld dat zij kosten van contra-expertise heeft gemaakt en dat deze kosten volgens haar voor vergoeding door Maas Lloyd in aanmerking komen. Daarbij heeft zij gesteld dat deze kosten aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen en heeft zij een factuur en een (zij het beperkte) urenspecificatie overgelegd. Dit is in beginsel voldoende om aan de stelplicht te hebben voldaan.
4.5.
Weliswaar is de kantonrechter met Maas Lloyd van oordeel dat het mede gelet op haar gemotiveerde betwisting van de in rekening gebrachte kosten op de weg van Krantz & Polak ligt om haar eis nog verder te onderbouwen (hetgeen hierna nog verder zal worden toegelicht), maar dit leidt niet tot directe afwijzing van de eis. Aan Krantz & Polak wordt in plaats daarvan eerst nog gelegenheid geboden om de door haar in rekening gebrachte kosten nader te onderbouwen/specificeren.
De vordering is niet prematuur
4.6.
Maas Lloyd heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de vordering tot het betalen van contra-expertisekosten voorbarig is, omdat deze kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen in het geval er dekking bestaat onder de verzekeringsovereenkomst. Door Maas Lloyd wordt betwist dat er dekking bestaat en over dit onderwerp loopt nog een appelprocedure.
4.7.
Ter zitting heeft Maas Lloyd naar voren gebracht dat eind december 2024 de dekkingsdiscussie tussen De Zeebries en de verzekeraars is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst en dat de appelprocedure inmiddels is ingetrokken. Vervolgens heeft zij desgevraagd bevestigd dat zij haar verweer, inhoudende dat de vordering prematuur is, niet langer handhaaft. Daarover hoeft dan ook niet meer geoordeeld te worden.
De werkzaamheden zijn niet nodeloos verricht
4.8.
Ter zitting heeft Maas Lloyd ook aangevoerd dat de door Krantz & Polak verrichte werkzaamheden nodeloos zijn verricht, nu de dekkingsdiscussie is beëindigd door een vaststellingsovereenkomst. Bij deze schikking is geen acht geslagen op de door Krantz & Polak opgestelde schadeberekening, omdat alle partijen deze niet onderbouwd en oncontroleerbaar vonden.
4.9.
De kantonrechter volgt Maas Lloyd niet in dit betoog. De omstandigheid dat De Zeebries en verzekeraars uiteindelijk zijn gekomen tot een schikking, waarbij kennelijk de door Krantz & Polak opgestelde schadeberekening geen rol heeft gespeeld, kan niet tot de conclusie leiden dat voordien gemaakte expertisekosten niet meer in rekening mogen worden gebracht.
De AV 2015 zijn van toepassing.
4.10.
Krantz & Polak heeft haar eis onder meer gebaseerd op de AV 2009. Door Maas Lloyd is echter betwist dat deze algemene voorwaarden ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis nog van toepassing waren. Daartoe heeft zij gesteld dat de AV 2009 per 2020 zijn vervangen door de AV 2015 en dat de AV 2015 geen bepaling voor de vergoeding van kosten van contra-expertise bevatten.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter is komen vast te staan dat niet de AV 2009 maar de AV 2015 op de onderhavige situatie van toepassing zijn. Dit vindt steun in de door Maas Lloyd overgelegde stukken (producties 1 en 2 bij antwoord) en is door Krantz & Polak bovendien ter zitting desgevraagd erkend. Als niet betwist staat daarnaast vast dat de AV 2015 geen bepaling ter zake de vergoeding van kosten van contra-expertise bevatten. Voor de vraag of de door Krantz & Polak geëiste kosten al dan niet voor vergoeding in aanmerking komen, dient dus te worden teruggevallen op de wet.
Wettelijk toetsingskader
4.12.
Uit artikel 7:959 lid 1 BW kan worden afgeleid dat een verzekerde het recht heeft om op kosten van de verzekeraar een contra-expert in te schakelen. Dit artikel bepaalt dat de kosten voor het vaststellen van de schade voor rekening van de verzekeraar komen indien is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets (artikel 6:96 lid 2 onder b BW): zowel het maken van de kosten als de omvang van de gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
Volgplicht artikel 21 AV 2015
4.13.
Krantz & Polak heeft ter zitting nog aangevoerd dat Maas Lloyd op basis van de in artikel 21 AV 2015 opgenomen volgplicht gehouden is om AXA XL als leidende verzekeraar te volgen. Het voorgaande is door Maas Lloyd gemotiveerd betwist. Daarbij heeft Maas Lloyd aangevoerd dat artikel 21 AV 2015 niet zo gelezen dient te worden.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 21 AV 2015 in redelijkheid niet tot gevolg heeft dat, omdat AXA XL bij verstekvonnis (voor wat betreft haar deel) tot betaling van de kosten van contra-expertise is veroordeeld, ook Maas Lloyd dus gehouden is om haar deel van de kosten van contra-expertise volledig te voldoen. De kosten dienen immers nog steeds te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets alvorens zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Dubbele redelijkheidstoets
4.15.
Door Maas Lloyd is als zodanig niet betwist dat is voldaan aan het eerste vereiste van de dubbele redelijkheidstoets. De kantonrechter gaat er in het hiernavolgende dan ook vanuit dat de inschakeling van Krantz & Polak voor het verrichten van contra-expertise als zodanig redelijk was.
4.16.
Wel is door Maas Lloyd gemotiveerd betwist dat is voldaan aan de tweede stap van de dubbele redelijkheidstoets, te weten dat de gemaakte kosten redelijk zijn. Zo heeft zij onder meer aangevoerd dat de kwaliteit van de werkzaamheden ondermaats is geweest en dat Krantz & Polak zich niet heeft geconformeerd aan de Gedragscode schade-expertiseorganisaties 2020. Ook stelt zij dat de gefactureerde kosten en urenspecificatie niet zijn onderbouwd en gespecificeerd en onvoldoende inzichtelijk zijn.
4.17.
De kantonrechter is van oordeel dat Maas Lloyd (mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Krantz & Polak) onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om te kunnen oordelen dat de kwaliteit van de werkzaamheden van Krantz & Polak (en [persoon B] ) ondermaats is geweest en geen vergoeding rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat de expert van Maas Lloyd tot een ander schadebedrag is gekomen, is daartoe in ieder geval onvoldoende. Ook is de kantonrechter onvoldoende gebleken dat Krantz & Polak en [persoon B] zich niet hebben geconformeerd aan de Gedragscode schade-expertiseorganisaties 2020. In dit kader is onder meer van belang dat Krantz & Polak onbetwist hebben gesteld dat [persoon B] reeds vanwege het aangesloten zijn bij de NIVRE, deze gedragscode aanvaardt en respecteert.
4.18.
De kantonrechter is wel van oordeel dat om de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten van contra-expertise te kunnen beoordelen, Krantz & Polak haar eis nader dient toe te lichten, te specificeren en (voor zover mogelijk) dient te onderbouwen, nu daaromtrent nog veel onduidelijkheid bestaat.
4.19.
Daartoe is in de eerste plaats redengevend dat het aantal uren zoals vermeld op de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde factuur niet correspondeert met het aantal uren zoals vermeld op de als productie 3 overgelegde urenspecificatie. Volgens Krantz & Polak is het resterende aantal uren bij een (andere) slotfactuur in rekening gebracht, maar dit is door haar op geen enkele wijze onderbouwd, laat staan dat is verduidelijkt om welke uren het dan precies gaat. De omschrijving van de werkzaamheden zoals vermeld op de factuur en de urenspecificatie zijn daarnaast zeer summier. Niet eenvoudig vast te stellen is dan ook op welke werkzaamheden de in rekening gebrachte kosten zien en of de gemaakte kosten bijvoorbeeld louter zien op kosten ter vaststelling van de schade. Daarbij komt dat door Krantz & Polak ook nog naar voren is gebracht dat de factuur niet op de door [persoon B] bestede uren zou zien. Ook dit kan op basis van de door Krantz & Polak overgelegde stukken niet eenvoudig worden vastgesteld. Krantz & Polak wordt dan ook nog in de gelegenheid gesteld om zich over de voornoemde punten bij akte uit te laten. Vervolgens mag Maas Lloyd daar nog op reageren.
4.20.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 11 september 2025 om 11.30 uurten einde Krantz & Polak in de gelegenheid te stellen om de door haar in rekening gebrachte kosten van contra-expertise nader toe te lichten, te specificeren en te onderbouwen;
5.2.
als Krantz & Polak schriftelijk reageert, dan moet die reactie uiterlijk de dag voor de genoemde rolzitting in tweevoud zijn ontvangen op de rechtbank. In dat geval is het niet nodig dat Krantz & Polak naar de rolzitting komt;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
495