Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juni 2025 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte van [naam vrouw] , met bijlage 15;
- de akte van [naam man] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiseres, een vrouw wonende te Rotterdam, verzoekt om tijdelijk uitsluitend gebruik van de huurwoning. De zaak is een vervolg op een tussenvonnis van 26 juni 2025, waarin was geoordeeld dat het belang van de eiseres bij het uitsluitend gebruik van de woning groter was dan dat van de gedaagde, een man eveneens wonende te Rotterdam. De voorzieningenrechter heeft in het tussenvonnis een tijdelijke maatregel getroffen, omdat er nog lopende procedures waren bij de politierechter en de familierechter die van invloed konden zijn op de definitieve toekenning van het huurrecht.
In het eindvonnis van 12 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter opnieuw de belangen van beide partijen afgewogen. De uitkomst van de procedure voor de politierechter, waar de gedaagde was veroordeeld tot een taakstraf voor huiselijk geweld, en de afwijzing van de vordering van de gedaagde om een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen, zijn meegewogen in de beslissing. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de eiseres bij het uitsluitend gebruik van de woning nog steeds zwaarder weegt dan dat van de gedaagde. De eiseres is toegestaan om met uitsluiting van de gedaagde in de woning te wonen totdat in een bodemprocedure is beslist wie van partijen de woning definitief mag huren. De eiseres moet deze bodemprocedure uiterlijk op 15 september 2025 aanhangig maken.
De vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.