In deze zaak, die op 13 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W.M. Bischoff, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die werd bijgestaan door advocaten mrs. M. van den Eeckhout en L. Smit. De zaak betreft de opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde zijn gelegd ten laste van eiseres. Gedaagde, die op 12 maart 2025 als statutair bestuurder van eiseres is ontslagen, heeft een ontbindingsprocedure aanhangig gemaakt waarin hij verzoekt om onder andere een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Eiseres vordert in dit kort geding de opheffing van de conservatoire beslagen, maar de voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, met uitzondering van de opheffing voor zover de beslagen zijn gelegd voor een vordering die meer bedraagt dan € 200.000,00.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de gelegde conservatoire beslagen niet van rechtswege zijn vervallen, omdat gedaagde tijdig een hoofdzaak heeft aangespannen. De rechter herbegroot de vordering van gedaagde op eiseres op € 200.000,00, en oordeelt dat de conservatoire beslagen noodzakelijk zijn om verhaal te bieden in het geval van een voor gedaagde gunstige uitkomst in de ontbindingsprocedure. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat gedaagde misbruik van recht maakt door de beslagen te leggen. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van gedaagde bij het handhaven van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij opheffing van de beslagen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.616,00, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.