ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5366

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 november 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 98/2026
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C. Fliek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vergunning tot verblijf voor een alleenstaande minderjarige asielzoeker van Liberiaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 november 1999 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Liberiaanse asielzoeker, tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om hem een vergunning tot verblijf te verlenen. Eiser, geboren in 1981, heeft in 1996 Liberia verlaten en is naar Nederland gevlucht. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf als vluchteling en als alleenstaande minderjarige asielzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in eerste instantie een voorwaardelijke vergunning tot verblijf heeft verleend, maar het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Liberia te vrezen heeft voor vervolging door aanhangers van Charles Taylor, maar de rechtbank oordeelt dat niet is aangetoond dat hij daadwerkelijk risico loopt op vervolging. De rechtbank heeft de weigering van de Staatssecretaris om eiser een vergunning tot verblijf te verlenen, voor het grootste deel ongegrond verklaard, maar heeft wel geoordeeld dat de motivering voor de afwijzing van de vergunning tot verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker onvoldoende was. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de weigering van de vergunning tot verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker betreft. De uitspraak is definitief, er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 98/2026 VRWET Z VR
uitspraak:
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1981,
verblijvende te B,
van Liberiaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 9703.08.2027,
eiser,
gemachtigde mr. R.F.M. Hendriks te Arnhem;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. N. Tahir, ambtenaar ten
departemente.
1 PROCESVERLOOP
1.1 Op 8 maart 1997 heeft eiser aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf gedaan. Bij beschikking van 8 juli 1997 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd.
1.2 Eiser heeft daartegen bij brief van 5 augustus 1997 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 13 maart 1998 heeft verweerder aan eiser een voorwaardelijke vergunning tot verblijf verleend en heeft verweerder het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
1.3 Bij beroepschrift van 9 april 1998 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 november 1999. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr.
Tahir.
2 OVERWEGINGEN
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden
beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben
te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten.
2.3 Eiser heeft ter ondersteuning van zijn aanvragen, samengevat, het volgende naar voren gebracht:
Eiser behoort tot de Vai-bevolkingsgroep en is afkomstig uit C.
Eisers moeder is bij de geboorte van eiser gestorven. Eiser, die niet weet waar zijn vader verblijft, is door zijn grootmoeder opgevoed.
Eiser is begin 1996 meegenomen door troepen van Charles Taylor. Eiser werd ondergebracht in een kamp van de rebellen van Taylor. Eiser moest voor de rebellen werkzaamheden verrichten. Eiser kon het kamp zonder problemen verlaten om
brandhout en water te halen en kon zo nu en dan zijn grootmoeder bezoeken. Eisers grootmoeder had eiser tijdens een bezoek juwelen gegeven, die aan eisers moeder hadden toebehoord.
Toen eiser hoorde dat hij binnenkort een gevechtstraining moest ondergaan, heeft hij enige tijd later het kamp verlaten en is hij, via Sierra Leone, naar Nederland gevlucht.
2.4 Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat niet gebleken is dat eiser in Liberia te vrezen heeft voor vervolging. Voor zover eiser te vrezen heeft voor vervolging door aanhangers van Charles Taylor, kan hij zich elders in
Liberia vestigen. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan eiser in aanmerking zou moeten komen voor een vergunning tot verblijf zonder beperking. Eiser komt niet in aanmerking voor een vergunning tot verblijf
als alleenstaande minderjarige asielzoeker, omdat hij zijn gestelde leeftijd niet aannemelijk kan maken. Het ligt op de weg van eiser om zijn stelling dat hij minderjarig is aannemelijk te maken. Eiser heeft, ter ondersteuning van
zijn aanvragen een vals identiteitsbewijs overgelegd, zodat eisers minderjarigheid niet op basis hiervan kan worden aangenomen. Bovendien kan eiser bij zijn grootmoeder terecht. Voorts heeft eiser zich gedurende langere tijd
zelfstandig weten te handhaven in zijn land van herkomst, zodat verweerder om deze reden het ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers gevoerde beleid niet op eiser behoefde toe te passen.
2.5 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in Liberia te vrezen heeft voor vervolging door aanhangers van Charles Taylor. Dat eiser in de negatieve belangstelling van de aanhangers van Charles Taylor blijkt uit de omstandigheid
dat hij door aanhangers van Taylor was gedetineerd.
Eiser is het kamp waar hij gedetineerd was ontvlucht, wat een negatieve reactie bij terugkeer in Liberia aannemelijk maakt. Eiser kan zich niet elders in Liberia vestigen, omdat Charles Taylor sinds 1997 president is van Liberia.
Aan eiser is ten onrechte een vergunning tot verblijf voor verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker onthouden. Eiser heeft reeds de dag na indiening van zijn asielaanvraag toegegeven dat hij het overgelegde
identiteitsbewijs in Sierra Leone voor geld had gekocht. Er bestaat geen aanleiding om aan eisers leeftijd te twijfelen. Voor zover verweerder nog twijfelde aan de leeftijd van eiser, had het op de weg van verweerder gelegen om
eiser te onderwerpen aan een
leeftijdsonderzoek. Eiser is er niet in geslaagd om contact te leggen met zijn grootmoeder in Liberia. Niet kan worden aangenomen dat eiser bij haar terecht kan. De ondergane detentie in een kamp van aanhangers van Charles Taylor
kan niet worden aangemerkt als een vorm van zich zelfstandig handhaven.
2.6 Vooropgesteld moet worden, dat niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Liberia zodanig is, dat asielzoekers uit dat
land zonder meer als vluchteling behoren te worden aangemerkt. Derhalve zal aannemelijk moeten zijn, dat met betrekking tot eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan waardoor hij gegronde reden heeft te vrezen voor
vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin.
2.7 De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat eiser in Liberia te vrezen heeft voor vervolging. Al hoewel aan eiser kan worden toegegeven dat Charles Taylor ten tijde van het geven van de beschikking op bezwaar president
van Liberia was, is niet aannemelijk dat eiser, door zijn vertrek uit een kamp van aanhangers van Charles Taylor in het binnenland van Liberia, te vrezen heeft voor vervolging door aanhangers van Charles Taylor. De rechtbank
overweegt hiertoe dat, voor zover al zou moeten worden aangenomen dat de huidige Liberiaanse machthebbers met het verblijf van eiser in het kamp in binnenland bekend zijn, eiser in dit kamp slechts werkzaamheden van ondergeschikte
aard heeft verricht en dat hij zich nooit openlijk tegen Charles Taylor heeft uitgesproken. Niet aannemelijk is derhalve dat eiser, die zich nooit als een politiek tegenstander van Charles Taylor heeft gemanifesteerd, vanwege zijn
vertrek uit dit kamp in de negatieve belangstelling van de Liberiaanse autoriteiten staat.
Het beroep van eiser op vluchtelingschap dient, gelet op het hiervoor overwogene, te worden verworpen.
2.8 Op grond van artikel 11, vijfde lid, Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf, daaronder begrepen de voorwaardelijke vergunning tot verblijf, geweigerd worden op gronden aan het algemeen belang ontleend. Verweerder
voert met het oog op de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie hier te lande een beleid waarbij vreemdelingen in het algemeen - behoudens verplichtingen welke voortvloeien uit internationale overeenkomsten - slechts voor verlening
van een vergunning tot verblijf in aanmerking komen indien met hun aanwezigheid hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend of indien sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard.
2.9 Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.7 is overwogen, is niet aannemelijk dat eiser bij gedwongen verwijdering naar Liberia een reëel risico loopt te worden blootgesteld aan een behandeling waartegen artikel 3 van het
(Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bescherming beoogt te bieden, zodat eiser aan die bepaling geen aanspraak op verlening van een vergunning tot verblijf zonder
beperkingen kan ontlenen.
2.10 Evenmin is aannemelijk dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard die eiser aanspraak geven op verlening van een vergunning tot verblijf.
2.11 Gezien het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen weigeren eiser een vergunning tot verblijf zonder beperkingen te verlenen.
2.12 De rechtbank is van oordeel dat de weigering van verweerder om eiser in het bezit te stellen van een vergunning tot verblijf voor verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker, niet gedragen wordt door een toereikende
motivering. De rechtbank overweegt hiertoe dat het bestuursrecht, waartoe ook het vreemdelingenrecht gerekend dient te worden, niet de regel kent dat een aanvrager iedere stelling dient te bewijzen. Gelet op het bepaalde in artikel
4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was eiser gehouden om die gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op zijn aanvraag nodig waren en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kon krijgen.
Vervolgens was verweerder, als bestuursorgaan, gehouden om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren. Voor zover verweerder de door eiser gestelde leeftijd niet zondermeer wenst te
aanvaarden, ligt het op de weg van verweerder om eiser te onderwerpen aan een leeftijdsonderzoek.
Verweerder kan zich niet, zonder dat hiernaar enig onderzoek heeft plaatsgevonden, op het standpunt stellen dat eiser zich weer bij zijn
grootmoeder in Liberia kan vestigen. De beschikking is dan ook, voor wat betreft dit onderdeel, op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen.
De rechtbank kan zich voorts niet verenigen met het standpunt van verweerder dat het verblijf van eiser in een kamp van aanhangers van Charles Taylor als zelfstandige handhaving kan worden aangemerkt.
Verweerder miskent door zulks te overwegen het onvrijwillige karakter van eisers verblijf in dit kamp.
2.13 Het beroep is derhalve in zoverre gegrond.
2.14 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding om verweerder, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten zijn begroot op f 1420,-, als kosten van verleende rechtsbijstand.
2.15 Ingevolge artikel 8:74, eerste lid, Awb dient het griffierecht te worden vergoed door de rechtspersoon, daartoe aangewezen door de rechtbank.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen de weigering om eiser toe te laten als vluchteling en om hem een vergunning tot verblijf zonder beperking te verlenen;
- verklaart het beroep gegrond, voor zover gericht tegen de weigering om eiser een vergunning tot verblijf, voor verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker te verlenen;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit betreft de weigering om eiser een vergunning tot verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker te verlenen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op f 1420,-, te betalen aan eiser;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het door eiser betaalde griffierecht, ten bedrage van f 50,-, aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.C. Fliek en in het openbaar uitgesproken op 10 november 1999 in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier.
----------------
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw).
Afschrift verzonden: 10 november 1999