2. Eiser is van mening dat de signalering als OVR een besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb dan wel een handeling in de zin van artikel 1a Vw waartegen bezwaar en beroep openstaat.
In artikel 6, eerste lid, Vw is bepaald dat toegang 'wordt' verschaft aan vreemdelingen aan wie het krachtens een der bepalingen van de artikelen 8-10 Vw is toegestaan in het land te verblijven. Hoewel in de wet niet staat of
toegang kan dan wel moet worden geweigerd in geval van een
ongewenstsignalering, lijkt het systeem te zijn dat de toegang in zo'n geval niet hoeft te worden geweigerd. In artikel 5, eerste lid, SUO, staat dat toegang tot het Schengengebied 'kan' worden verleend aan een vreemdeling die
voldoet aan de daar genoemde voorwaarden (onder andere sub d: het niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan) en in het tweede lid is bepaald dat toegang 'moet' worden geweigerd aan de vreemdeling die niet voldoet
aan het geheel van deze voorwaarden. Nu uit artikel 94 van de Grondwet volgt dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende
bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, en nu artikel 5 SUO naar eisers mening duidelijk een ieder verbindende bepaling is, moet de conclusie zijn dat de toegangsverlening bij toepasselijkheid
van de SUO een door wet en verdrag gebonden beslissing is geworden. Als niet aan de (Schengen-)voorwaarden wordt voldaan moet de toegang worden geweigerd en indien wel aan de (nationale) voorwaarden van toegang wordt voldaan moet
toegang worden verleend.
Bij de beantwoording van de vraag of een signalering een besluit is zijn er goede gronden om geen onderscheid te maken tussen signalering naar Nederlands recht en signalering naar Schengenrecht, nu er in de praktijk vrijwel altijd
sprake is van een samenval van beide rechtsfiguren.
Daarvoor pleit ook dat in artikel 49, derde lid, Vw ter uitvoering van de SUO is bepaald dat in artikel 8, eerste lid onder c, Vw onder openbare rust, openbare orde alsmede nationale veiligheid steeds mede wordt verstaan de openbare
rust of orde in, onderscheidenlijk de nationale veiligheid van andere bij dat verdrag aangesloten landen. In het geval waarin de signalering (tevens) in het SIS wordt opgenomen heeft de Nederlandse overheid geen vrijheid om toegang
te verlenen zolang de signalering overeind staat. Indien het een door Nederland aangebrachte signalering betreft kan het intrekken van een signalering in beginsel gelijk met de beslissing tot toegangsverlening gebeuren, maar in
geval van signalering door een andere Schengenstaat kan dat niet. Het voorgaande brengt mee dat signalering -die in het algemeen leidt tot de gehoudenheid om toegang te weigeren- moet worden gezien als een besluit dat een duidelijk
indentificeer-baar en ernstig rechtsgevolg in het leven roept. Verweerder kan dus niet staande houden dat het zou gaan om een louter interne en administratieve feitelijke handeling zonder rechtsgevolg. Een beslissing die in een
computerbestand wordt opgenomen is reeds daardoor een schriftelijke beslissing. Het is een rechtshandeling omdat de signalering krachtens wet en verdrag leidt tot de verplichting om toegang te weigeren. Dat is een extern
rechtsgevolg, nu de vreemdeling om wie het gaat daar rechtstreeks door wordt geraakt.
Of bij signalering ook steeds tot weigering van toelating moet worden overgegaan indien een vreemdeling om een verblijfsvergunning verzoekt is een andere vraag die eiser hier -strikt genomen- buiten beschouwing zou kunnen laten.
Voor de vraag of een signalering rechtsgevolg heeft is het immers voldoende te constateren dat de signalering tot verplichte weigering van toegang leidt. Maar de door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 19 december
1983 (RV 1983, 40) gedane uitspraak dat een signalering geen afdoende grond is om een aangevraagde vergunning tot verblijf te weigeren is, blijkens artikel 25 SUO in elk geval niet meer juist, wanneer de signalering van een andere
Schengenstaat afkomstig is.
In zo'n situatie moet in overleg tussen beide betrokken staten worden besloten of de Schengensignalering wordt ingetrokken dan wel de aanvraag om een verblijfsvergunning wordt geweigerd. Wanneer de Nederlandse overheid zelf een
signalering heeft doen uitgaan, en vervolgens met een aanvraag om een vergunning tot verblijf wordt geconfronteerd, zal de Nederlandse overheid in het kader van de aanvraag om een
verblijfsvergunning kunnen besluiten de signalering in te trekken.
Artikel 96, eerste lid van de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van het op 15 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de
gemeenschappelijke binnengrenzen (SUO) schrijft voor dat de beslissing tot een nationale signalering door de bevoegde administratieve autoriteiten met inachtneming van de nationale wettelijke procedurevoorschriften dient te worden
genomen. Volgens artikel 105 SUO is de signalerende verdragsstaat verantwoordelijk voor de "rechtmatige opneming" van de gegevens uit het Schengeninformatiesysteem (SIS).
Artikel 110 SUO verschaft aan een ieder het recht hem betreffende onjuiste gegevens te doen verbeteren of onrechtmatig genomen gegevens te doen verwijderen. Volgens artikel 111 SUO heeft een ieder het recht om bij de naar nationaal
recht bevoegde rechter of instantie een beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering. Deze bindende verdragsbepalingen zijn volstrekt onverenigbaar met de opvatting volgens welke een signalering geen voor bezwaar en
beroep vatbare beschikking zou zijn.
Signalering is dus een besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.
Dat blijkt ook uit artikel 11, tweede lid sub b van het Reglement persoonsregistratie NSIS-vreemdelingen; gegevens die zijn opgenomen op verzoek van Nederlandse signalerende autoriteiten moeten worden verwijderd ingevolge een
onherroepelijk uitspraak van een daartoe bevoegde rechter van een Overeenkomstsluitende Partij. De wijze waarop, en de instantie waar, een verzoek om aanvulling of verwijdering moet worden ingediend is geregeld in artikel 11
Reglement persoonsregistratie NSIS-vreemdelingen. Maar voor de regels over beslissing, bezwaar en beroep geldt de Awb.
Voorts is eiser van mening dat een signalering geen
voorbereidingshandeling voor een andere beslissing is, maar een eigen rechtsgevolg heeft. Dit is het duidelijkst zichtbaar ten aanzien van vreemdelingen die van visumplicht zijn vrijgesteld. Zij kunnen Nederland en de andere
Schengenlanden niet meer in, tenzij de signalering wordt ingetrokken. Ten aanzien van visumplichtige vreemdelingen is dat minder goed zichtbaar, nu men zou kunnen denken dat een visum kan worden verleend met voorbijgaan aan een
signalering. Verweerder beweert dat, maar dat is pertinent niet de gang van zaken. De aanvraag om een visum moet mede worden aangemerkt als een impliciet verzoek om intrekking van de signalering, en in het kader van de
belangenafweging bij de beslissing omtrent een visum kan worden besloten tot intrekking van de signalering.
Een verzoek om intrekking van een signalering kan ook los van een visumaanvraag worden gedaan, en dan zal daarop moeten worden beslist.
Overigens is artikel 6:3 Awb alleen van toepassing op procedurele handelingen, en niet op beslissingen als de onderhavige, aldus eiser.
Eiser is niet van mening dat de rechtsbescherming groter zou zijn ingeval de signalering als een voorbereidingshandeling zou worden aangemerkt. Het komt eiser voor dat ongewenstsignalering voor wat de mogelijkheden van bezwaar en
beroep niet anders zou moeten worden behandeld dan ongewenstverklaring op grond van artikel 21 Vw. Van een Nederlandse beslissing tot ongewenstsignalering moet mededeling worden gedaan aan de gesignaleerde vreemdeling (aldus ook
artikel 12, eerste lid van het Reglement persoonsregistratie NSIS-vreemdelingen). Als de vreemdeling geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, worden de termijnen voor bezwaar en beroep overeenkomstig artikel 6:8, eerste lid, Awb
opgeschort totdat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Als de beslissing tot signalering onherroepelijk is geworden kan te allen tijde een aanvraag om aanvulling of verwijdering worden gedaan, waarop vervolgens
zal moeten worden beslist.