ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5492
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning tot verblijf op basis van algemeen belang en ondermandaat
In deze zaak heeft eiser, een Zuidafrikaanse vreemdeling, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf in Nederland met als doel gezinsvorming en het verrichten van arbeid. De aanvraag werd op 25 februari 1998 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, met de mededeling dat de beslissing op een eventueel bezwaarschrift zou worden genomen. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. Het bezwaar werd op 15 juni 1998 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 1999 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn advocaat. De rechtbank oordeelde dat de beslissing op de aanvraag niet onbevoegd was genomen, ondanks de argumenten van eiser over ondermandaat en de handtekening op het besluit. De rechtbank concludeerde dat de Korpschef bevoegd was om de beslissing te nemen en dat er geen schending van de procedure was. Eiser voldeed niet aan de vereisten voor een vergunning tot verblijf, waaronder het bezit van een geldig paspoort. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Eiser had geen gegronde vrees voor negatieve behandeling bij terugkeer naar Zuid-Afrika en de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve belemmeringen waren voor het uitoefenen van gezinsleven in Zuid-Afrika. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.