ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5498
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf; beoordeling van de geloofwaardigheid van verklaringen van eiser met betrekking tot vervolging in Bosnië-Hercegovina
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Bosnische nationaliteit, om toelating als vluchteling en om een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser heeft in 1997 een aanvraag ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie is afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 oktober 1999, waarbij eiser in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. J.W. de Haan. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.E.H.M. Pinckaers. Eiser stelt dat hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging in Bosnië-Hercegovina, vooral vanwege zijn diensttijd in het Bosnisch-Servische leger en zijn weigering om deel te nemen aan criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en de bewijsstukken die hij heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van de verweerder onzorgvuldig tot stand is gekomen en vernietigt dit besluit. De rechtbank bepaalt dat de verweerder een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op f 1.420,--.