ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5639
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N.O.P. Roché
- E.E. Repelius-van der Mei
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating als vluchteling van etnische Armeniër uit Azerbajdzjan
In deze zaak gaat het om de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om verzoeker, een etnische Armeniër uit Azerbajdzjan, toe te laten als vluchteling. Verzoeker heeft in 1992 zijn dorp moeten verlaten na een aanval door Azerische soldaten, waarbij zijn ouders en andere familieleden om het leven kwamen. Na jaren in een tentenkamp te hebben geleefd, is hij in augustus 1999 naar Nederland gevlucht. De Staatssecretaris heeft de aanvraag om toelating afgewezen op basis van artikel 15c, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet, omdat verzoeker geen reis- of identiteitspapieren kon overleggen. De president van de rechtbank overweegt dat de algemene situatie in Azerbajdzjan niet automatisch leidt tot vluchtelingschap voor etnische Armeniërs. Verzoeker moet aantonen dat hij persoonlijk risico loopt op vervolging. De president concludeert dat verzoeker hierin niet is geslaagd, omdat de aanval op het tentenkamp niet specifiek op hem gericht was. Bovendien had verzoeker zich kunnen vestigen in de etnisch Armeense enclave Nagorny Karabach. De president oordeelt dat de aanvraag om toelating terecht is afgewezen en dat er geen grond is voor een voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan op 5 oktober 1999.