Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn afkomst of religie zodanige ernstige problemen heeft ondervonden dat gesproken kan worden van een situatie van vervolging. Eiser heeft ondanks zijn afkomst en religie van 1988 tot september
1995 voor de Soedanese overheid kunnen werken. Voorts is niet aannemelijk dat eiser door de Soedanese autoriteiten als politiek opposant wordt beschouwd. Eiser heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het feit waarom hij, hoewel
hij met de rebellen sympathiseerde, voor de Soedanese overheid is blijven werken. Voorts wordt overwogen dat de Soedanese autoriteiten niet op de hoogte waren van zijn gestelde hulp aan de rebellen in Juba in de periode van 1989 tot
1992 aangezien eiser nimmer door de autoriteiten met deze activiteiten is geconfronteerd. Bovendien heeft eiser eerst in bezwaar van deze activiteiten melding gemaakt. Voorts heeft eiser hoewel hij door de directie van zijn werk
eind 1994 zou zijn beschuldigd van betrokkenheid bij de oppositie tot mei 1996 geen problemen van de autoriteiten ondervonden. Weliswaar heeft er in die periode tweemaal een huiszoeking plaatsgevonden, maar, zoals eiser zelf stelt,
zijn er bij die huiszoekingen geen aanwijzingen gevonden dat eiser bij de oppositie betrokken zou zijn. Ook uit de gestelde arrestaties blijkt niet dat de autoriteiten hem als politiek tegenstander van betekenis beschouwen.
Eiser is immers in beide gevallen, na alles ontkend te hebben, reeds na korte tijd onvoorwaardelijk is vrijgelaten.
Evenmin kan uit het enkele feit dat eiser een aanvaring heeft gehad met het schoolleiding van zijn neef, waarbij het schoolhoofd heeft gedreigd dat eiser problemen zou krijgen, leiden tot de conclusie dat eiser heeft te vrezen voor
vervolging. Bovendien waren deze gebeurtenissen geen directe aanleiding om te vluchten. Eiser besloot pas in februari 1997 te vluchten. Wat er zij van de annulering van zijn vlucht op 15 februari 1997, niet is aannemelijk dat die
annulering niet de gehele vlucht, doch specifiek de vreemdeling heeft getroffen, waardoor aan die annulering niet de betekenis kan worden gehecht die de vreemdeling daar kennelijk aan gehecht wenst te zien. Mede gelet op het feit
dat wèl toestemming voor zijn uitreis was verstrekt, wordt niet uitgesloten dat
de vreemdeling vanwege het grote geldbedrag dat hij bij zich droeg op de luchthaven is afgeperst. Niet aannemelijk is dat deze arrestatie verband hield met zijn gestelde sympathie voor de rebellen. Hij heeft immers kort daarna
probleemloos een nieuwe vlucht kunnen boeken. Voorts is het niet aannemelijk dat zijn buurman, die hem zou hebben geholpen, zijn arrestatie zou hebben kunnen voorkomen indien de Soedanese autoriteiten er zwaarwegende bezwaren jegens
de vreemdeling op na zouden houden, nu de buurman naar gesteld, geen hoge positie bekleedde.
Bovendien heeft de vreemdeling een onnodig groot risico genomen door zijn land met gebruikmaking van zijn eigen paspoort via de luchthaven van Khartoum te verlaten, voor welke beslissing hij geen bevredigende verklaring heeft
gegeven. Het feit dat slecht twee van de aan hem gerichte brieven van zijn broer bij eiser zijn aangekomen rechtvaardigt niet de conclusie dat eiser heeft te vrezen voor vervolging.