2.7 Hoewel het asielrelaas van verzoeker, naar verweerder kan worden toegegeven, op onderdelen zeker vragen oproept, waaronder de wijze van uitreis en de juistheid van de stellingen met betrekking tot de mogelijkheid om door middel
van omkoping via de luchthaven van Teheran het land te verlaten, heeft verweerder, gegeven het vorenstaande, niet zonder daartoe nader onderzoek te verrichten, kunnen komen tot de thans in de bestreden beschikking
neergelegdestellige conclusie dat verzoekers aanvraag kennelijk ongegrond is. Deze conclusie is te minder houdbaar nu verweerder op andere, essentiële, onderdelen van verzoekers relaas nauwelijks heeft doorgevraagd, zoals zijn
laatste detentie en de hem toegedichte betrokkenheid bij de Mujaheddin. Ter zitting is door verzoeker nogmaals benadrukt dat hij verondersteld werd banden te hebben met de Mudjaheddin. In verband daarmee is hij tijdens zijn laatste
detentie met de dood bedreigd. Voorts is ter zitting aangegeven dat verzoekers zus en twee neven in Duitsland lid zijn van de Mudjaheddin, dat zijn oom vanwege het Mudjaheddin-lidmaatschap is geëxecuteerd, en twee neven vanwege
verdenking van lidmaatschap van de Mudjaheddin zijn geëxecuteerd. Verweerders standpunt dat verzoeker hieromtrent niets eerder heeft verklaard, terwijl van iemand met verzoekers' opleiding verwacht mag worden dat hij wist dat dit
van belang zou kunnen zijn voor zijn aanvraag, kan geen stand houden. Verweerder is immers niet (dieper) ingegaan op de motieven voor de gevangenname van verzoeker terwijl hiervoor wel voldoende aanknopingspunten aanwezig waren.
Verzoeker heeft immers duidelijk aangegeven dat hij vanwege zijn kritische stellingname gevangen is genomen en voorts dat zijn zus en twee neven in Duitsland een A-status hebben. Op beide punten is verweerder niet ingegaan. Daar was
naar het oordeel van de president alle aanleiding toe, mede gelet op hetgeen in de laatste ambtsberichten is vermeld over de positie van familieleden van politieke opposanten.
Dat verzoeker telkens zonder voorwaarden uit zijn detentie is vrijgelaten doet aan het vorenstaande niet af. Die omstandigheid heeft immers niet verhinderd dat verzoeker zonder enige concrete aanleiding is opgepakt en gedurende een
dag is vastgehouden. Evenmin kan er aan voorbij gegaan worden dat verzoeker kennelijk nog althans weer wordt gezocht, gelet op hetgeen hij daarover in het nader gehoor heeft verklaard en ter zitting heeft aangevuld met de mededeling
dat zijn ouderlijk huis diverse malen door onbekende personen is bezocht en inmiddels ook een schriftelijk stuk voor hem is bezorgd.