4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor toelating als vluchteling in de zin van het
Vluchtelingenverdrag. Aan het feit dat de echtgenoot van eiseres sedert december 1992 wordt vermist en eiseres in februari 1993 en juli 1993 is verkracht, wordt niet getwijfeld. Een verband tussen de vermissing en de verkrachtingen
is gelet op het tijdsverloop evenwel niet aannemelijk.
Niet valt in te zien dat een militante Tamil beweging onder dwang gebruik wilde maken van de verpleegkundige diensten van eiseres, maar haar niet direct zou benaderen. Dat de mannen die haar bedreigden en verkrachtten dit verband
wel zouden hebben gesuggereerd, doet hieraan niet af. Hierbij is met name van belang dat zij eiseres nimmer hebben geconfronteerd met haar echtgenoot. Dat eiseres geen aangifte heeft gedaan van de vermissing van haar echtgenoot
blijft bevreemding wekken.
Eiseres had tot maart 1993 geen enkele aanleiding om de hulp van de politie niet in te roepen. Niet aannemelijk is dat er van een bijzondere op de persoon van eiseres gerichte belangstelling bestaat van de zijde van de Srilankaanse
autoriteiten. Van belang is dat eiseres zelf ook heeft verklaard dat zij niet vreest voor de autoriteiten. Voorzover eiseres vreest voor vervolging door een politieke regeringsgezinde Tamil beweging is dit niet aannemelijk geworden.
Daarbij is in aanmerking genomen dat eiseres over geen enkele concrete aanwijzing beschikt welke beweging het zou zijn die haar heeft bedreigd en de gemachtigde van eiseres hierover speculeert. In dit verband wekt het bevreemding
dat eiseres de mannen alleen Singalees hoorden praten.
Voorts valt niet in te zien dat een regeringsgezinde Tamil beweging in Colombo of beweging een verpleegkundige als eiseres zou naderen.
Regeringsgezinde bewegingen als de EPRLF en de PLOTE kunnen immers zonder problemen in Colombo voor medische behandelingen bij de reguliere ziekenhuizen en hulpverlening terecht. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat de
verkrachtingen van eiseres een politieke achtergrond hebben. Veeleer is aannemelijk dat eiseres het slachtoffer is geworden van een criminele organisatie. Hiertegen had zij bescherming kunnen inroepen van de Srilankaanse
autoriteiten. Niet is gebleken dat de autoriteiten haar geen bescherming wilden of konden bieden. Daarbij is in aanmerking genomen dat haar besluit om de door haar ondergane verkrachtingen niet aan te geven niet is ingegeven door
angst voor de autoriteiten. Eiseres komt evenmin in aanmerking voor een vergunning tot verblijf. De verklaringen van eiseres zijn niet van dien aard dat aannemelijk is dat van haar als gevolg van traumatische ervaringen in
redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar het land van herkomst. Daarbij is van belang dat er geen aanwijzingen zijn dat de verkrachtingen van eiseres een politieke achtergrond hebben, terwijl eiseres geen vrees
heeft voor de Srilankaanse autoriteiten en niet is in te zien dat zij niet de bescherming heeft ingeroepen. Nu eiseres in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf voor medische behandeling, is er thans geen sprake van
schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).