ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6758
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P. Smit
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een vergunning tot verblijf aan een ongewenst verklaarde vreemdeling met Turkse nationaliteit
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Turkse vreemdeling, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser verblijft sinds 19 maart 1997 in Nederland en heeft op 25 maart 1997 een aanvraag ingediend bij de korpschef van de regiopolitie Utrecht. Deze aanvraag werd op 31 juli 1997 afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 31 maart 1998 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarin hij verzocht om vernietiging van het bestreden besluit en toekenning van de vergunning tot verblijf.
De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en op 24 december 1998 is het onderzoek ter zitting gehouden. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiser heeft aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor verblijf bij zijn echtgenote en dat de ongewenstverklaring, die voortkwam uit een eerdere veroordeling, niet in de weg zou moeten staan aan zijn aanvraag.
De rechtbank oordeelt dat de weigering van de vergunning tot verblijf onvoldoende is gemotiveerd, vooral omdat de ongewenstverklaring niet automatisch betekent dat eiser geen vergunning kan krijgen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit vernietigd moet worden en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.