ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6891
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.J. Bosma
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van het beroep inzake de verlenging van verblijfsvergunningen voor A en B, Zuid-Afrikaanse partners, door de Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak hebben eisers A en B, Zuid-Afrikaanse partners, beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie die hun aanvragen om verlenging van hun verblijfsvergunningen hebben afgewezen. A en B verblijven sinds juli 1989 in Nederland en hebben in het verleden vergunningen tot verblijf gekregen, die zijn verlengd tot 4 november 1996. In 1996 hebben zij aanvragen ingediend voor verlenging van deze vergunningen, maar deze zijn door de korpschef van de politie Flevoland afgewezen. De rechtbank heeft de administratieve beroepen van eisers ongegrond verklaard, maar eisers hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat A en B niet voldoen aan de voorwaarden voor verlenging van hun verblijfsvergunningen. A heeft niet aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt, en B voldoet niet aan de vereisten voor voortgezet verblijf na verbreking van de relatie. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de besluiten van de Staatssecretaris onvoldoende zijn gemotiveerd, vooral met betrekking tot de gevolgen voor B, die niet de kans heeft gekregen om zijn leven zo in te richten dat hij in aanmerking zou komen voor voortgezet verblijf. De rechtbank heeft daarom de beroepen van A en B gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, met de opdracht aan de Staatssecretaris om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.