ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5701
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Grosheide
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor een Iraakse vreemdeling met een handicap
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 14 maart 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser, een Iraakse vreemdeling, om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser, geboren in 1962 en geestelijk en lichamelijk gehandicapt, had een aanvraag ingediend via zijn zuster, die als vluchteling in Nederland verblijft. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, waarna eiser in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht was, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een afgeleide vluchtelingenstatus of verruimde gezinshereniging. De rechtbank concludeerde dat de gezinsband tussen eiser en zijn zuster niet als zodanig kon worden erkend, omdat eiser tijdelijk bij een andere zuster was ondergebracht en er geen sprake was van een duurzame gezinsband. Bovendien werd vastgesteld dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren die een verblijf in Nederland rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de Minister van Buitenlandse Zaken op goede gronden had besloten om de aanvraag te weigeren, en dat er geen schending was van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat er geen positieve verplichting bestond om eiser toe te laten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.