ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5706
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.J. Buijsman
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening voor opvang asielzoeker na niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 maart 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Vietnamese asielzoekster, aangeduid als verzoekster. De verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoekster had op 24 mei 1999 een eerste aanvraag ingediend, die op 26 mei 1999 werd afgewezen. Vervolgens diende zij op 23 september 1999 een tweede aanvraag in, maar ook deze werd door de IND niet ingewilligd, omdat er geen zeer schrijnende humanitaire omstandigheden waren.
De verzoekster verzocht de president om een voorlopige voorziening, zodat de IND haar zou aanmelden bij het Centraal Opvang Orgaan Asielzoekers (COA) voor opvang. De president overwoog dat de IND onvoldoende had gemotiveerd waarom de verzoekster geen recht op opvang zou hebben. De president stelde vast dat de IND slechts een adviserende rol had en dat het COA de uiteindelijke beslissing nam over de opvang. De president concludeerde dat de tweede aanvraag van de verzoekster niet als een herhaalde aanvraag moest worden beschouwd, omdat er nog geen opvang had plaatsgevonden.
Uiteindelijk oordeelde de president dat het primaire besluit van de IND wegens een motiveringsgebrek niet gehandhaafd kon worden. De president wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten en het griffierecht. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.