ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5764
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.E. Heijning-Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling wegens gebrek aan geldige verblijfsdocumenten
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1976 met de Marokkaanse nationaliteit, die in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg verblijft. De vreemdeling is op 16 maart 2000 staande gehouden op basis van artikel 19 van de Vreemdelingenwet (Vw) en vervolgens in bewaring gesteld. Hij heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft gevraagd. De rechtbank heeft op 7 april 2000 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de rechtbank oordeelt dat de inbewaringstelling onrechtmatig was.
De rechtbank overweegt dat de vreemdeling ten tijde van de staandehouding al meer dan twaalf jaar legaal in Nederland verbleef en dat zijn identiteit voldoende vaststond. De rechtbank concludeert dat de redenen voor de inbewaringstelling, zoals het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning en het vermoeden van onttrekking aan verwijdering, niet opwegen tegen de belangen van de vreemdeling. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling zich in verband met de verlenging van zijn verblijfsvergunning bij de autoriteiten had gemeld en dat er voldoende aanknopingspunten waren om hem te traceren.
De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 7 april 2000 en veroordeelt de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.