ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5765
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.C.J. van Dooijeweert
- A.H. Schotman
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en voorwaardelijke vergunning tot verblijf van een Afghaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Afghaanse vreemdeling, om toelating als vluchteling en een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv). Eiser verblijft sinds 9 maart 1999 in Nederland en heeft op 11 maart 1999 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 12 juli 1999 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 10 september 1999 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 10 februari 2000 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat. Eiser stelt dat hij in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus vanwege zijn achtergrond en de vervolging door de Taliban. Hij heeft ondervonden dat zijn vader, die een hoge functie had, door de Taliban werd opgepakt, wat ook eiser in gevaar bracht. Eiser heeft tien maanden in detentie gezeten en is uiteindelijk ontsnapt. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiser en dat er geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaarschrift. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en oordeelt dat de aanvraag opnieuw moet worden beoordeeld, waarbij de omstandigheden van eiser in acht moeten worden genomen. De rechtbank wijst erop dat de weigering van de vvtv niet op goede gronden is gebaseerd, gezien de humanitaire situatie in Afghanistan en de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser.