ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5766
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.C.J. van Dooijeweert
- A.H. Schotman
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en voorwaardelijke vergunning tot verblijf van een Afghaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Afghaanse vreemdeling, voor toelating als vluchteling en een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv). Eiser verblijft sinds 20 februari 1999 in Nederland en heeft op 23 februari 1999 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 7 juli 1999 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 10 september 1999 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 februari 2000 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat. Eiser stelt dat hij in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus vanwege zijn Afghaanse nationaliteit en zijn lidmaatschap van de Tadzjiekse bevolkingsgroep, alsook vanwege zijn verleden als politie-officier onder het communistische regime. Hij heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiser, aangezien zijn relaas consistent en voldoende onderbouwd is. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden van eiser, zoals zijn lidmaatschap van de DVPA en zijn functie bij de politie, in samenhang moeten worden beoordeeld. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser en de gevolgen van zijn verblijf in een derde land. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en beveelt verweerder om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdergenoemde overwegingen in acht worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.