ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5848
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- A.H. van Delden
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding inzake herzieningsverzoek van eisers H.G.J. d. B. en J.W. V. tegen de Staat der Nederlanden
In deze zaak, gewezen door de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 mei 2000, hebben eisers H.G.J. d. B. en J.W. V. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie. De eisers, die eerder door het Gerechtshof te Arnhem waren veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag en verkrachting, hebben verzocht om opschorting van hun gevangenisstraf in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad op hun herzieningsverzoek. Dit verzoek was gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden, waaronder recent DNA-onderzoek dat mogelijk had gemaakt om DNA-profielen van 'dood' lichaamsmateriaal te verkrijgen.
De eisers stelden dat het nieuwe DNA-onderzoek, uitgevoerd door dr. P. de Knijff, zou kunnen aantonen dat de haren en het sperma die op het slachtoffer waren aangetroffen, niet van hen afkomstig waren. Dit zou volgens hen aanleiding kunnen geven tot vrijspraak in een toekomstige herzieningsprocedure. De Minister van Justitie had echter geweigerd om de executie van de straffen op te schorten, wat de eisers als onrechtmatig beschouwden.
De President van de rechtbank heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Openbaar Ministerie verplicht is om een onherroepelijke rechterlijke veroordeling ten uitvoer te leggen, en dat opschorting van de executie alleen mogelijk is als het herzieningsverzoek met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal slagen. De rechtbank concludeerde dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet voldoende waren om aan te nemen dat het herzieningsverzoek zou slagen. Daarom werd de vordering van de eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de kosten van het geding.